3.4.07

leuk iets in het theater doen

Er is een nieuwe productieleider. Sara. Ze heeft gewerkt voor een promotiebureau voor de internationale auto-race-sportcircuit-promotie of zoiets. Ze was verantwoordelijk voor het pamperen van de autosport-journalisten. Ze werkte voor Chrysler en andere automerken, zegt ze.
Hoe gaat dat dan, wil ik weten.
Als een fabrikant iets aan zijn auto verandert worden autosport-journalisten uitgenodigd om de verbetering te beoordelen. Ze worden ingevlogen, gefêteerd en maken een proefritje met de auto om te kunnen schrijven over de verbeterde koplamp, de nieuwe velgen, de zachte vering. Met een kado, een nieuw horloge ofzo worden ze weer op het vliegtuig gezet.
Geef ze een pen, zeg ik, dan weet je zeker dat ze een goed verhaal schrijven over de koplamp en de velgen. Dat zeg ik niet. Ik zeg, ze zullen er wel goed over schrijven als ze zo in de watten gelegd worden.
Dat is mijn werk, zegt Sara, zorgen dat ze goed schrijven, de journalisten.
Ze somt de landen op waar ze allemaal geweest.
Ik ben in de woestijn geweeeest en op de noordpooool in een iglooo, zegt ze traag en in Chinaaaa maar dat was niks, daar zijn niet zoveel journalisten op af gekomen en de journalisten die er waren begrepen niet wat we doen, nee China was niks, soms doe ik wel 230 journalisten op een dag, zegt Sara verveeld.
Ze gaat verder met de opsomming van de circuits en het aantal journalisten dat ze per circuit bezig gehouden heeft.
Dan zal je dit werk wel met twee vingers in je neus doen, zeg ik.
Dat lijkt haar wel. Dit baantje lijkt haar heel makkelijk.
Ik weet er niks vanaf, zegt ze. Ik weet niks, herhaalt ze nog eens.
Ze weet niks maar vindt van alles. Ze hoeft niks te vinden, maar dat weet ze niet. Dat is het voordeel van fris in een baan stappen waar je niks vanaf weet, dat je dat niet weet. Ze vindt niet alleen van alles, ze vertelt het nog hardop ook. Ze vindt de neon in het decor ordinair.
Dat is Amerikaans, zegt ze, neon. Ordinair vind ik het, die heb ik wel eens gezien, die Amerikaanse neon in een bar en dan vind ik het altijd ordinair.
Er staat een badkuip in het decor, de technici praten over water en snoeren en of dat niet gevaarlijk is die combinatie. Sara, de voormalig autosport-journalisten-animatrice die nu productieleider is weet niet wat er normaal besproken wordt op een productievergadering en wat haar taak is.
Dat geeft niet, zegt ze. Ik laat me verrassen. Ik ga het in het werk leren.
Het gesprek gaat nog steeds over snoeren en of die nat mogen worden van het water in de badkuip.
Wie gaat er in bad?, wil Sara weten.
De hoofdrolspeler, zeg ik.
Wat heeft hij dan aan, wil ze weten en heeft hij wel wat aan.
Hij is naakt natuurlijk, is het antwoord.
Naakt, naakt, zegt ze, naakt, dat wil ik niet.
Er valt een stilte. Sara denkt dat ze een belangrijke bijdrage levert aan de bespreking en vult de stilte met haar mening.
Naakt, dat moet je niet doen. Vrouwen knappen daar op af, op naakte mannen op het toneel. Dat maakt de hele scène kapot.
Het blijft nog steeds stil en Sara leidt daaruit af dat ze een veronachtzaamd punt in de bespreking naar voren brengt.
Geloof me, zegt ze tegen de regisseur, dat moet je niet doen. Dat leidt zo af. Ik kijk dan de hele tijd naar zijn ding.
Hij krijgt een handdoekje om, zegt de regisseur, speciaal voor jou.

Hoe ben je in het theater verzeilt geraakt, vraag ik Sara.
Ik heb altijd iets in het theater willen doen, zegt Sara. Ik speel zelf amateurtoneel.
Ze maakt een bescheiden wegwerp gebaar.
Ik speel zelf en dit lijkt me erg leuk. Iets in het theater doen. Ik heb een hernia gehad en een burnout. Nu lijkt het me leuk iets in het theater te doen.
De kostuumontwerpster beklaagt zich bij Sara, wiens werk het is te zorgen dat alles goed geregeld is, over de slechte organisatie,
Ja, dat weet ik niet, zegt de kersverse productieleider. Maar ja ik moet alles nog leren. Dat weet ik nog niet.

De geluids-technicus wil iets vragen. Ik zegt dat ik het gesprek aan het volgen ben tussen de kostuumontwerpster en de productieleider en waarom het allemaal zo slecht geregeld is.
De geluidsman zegt, vrouwen kunnen toch twee dingen tegelijk. Luisteren en praten.
Hoe weet jij dat en waarom kan jij dat niet, zeg ik.
Dat kunnen alleen vrouwen, zegt de technicus. Ik heb me verdiept in de vrouwelijke psyche. Vrouwen hebben lijntjes tussen de twee hersenhelften en daarom kunnen ze twee dingen tegelijk doen.
Waarom verdiep jij je in de vrouwelijke psyche?
De geluidsman zegt, ik heb net een relatie en als je een relatie hebt moet je je verdiepen in de vrouwelijke psyche. Je moet het goed doen of niet.
Met mijn andere hersenhelft hoor ik Sara aan de kostuumontwerpster uitleggen dat ze altijd al iets in het theater heeft willen doen en dat ze elke dag leert.
Tony, de chef techniek kijkt me aan. Dit zijn mijn collega's zegt zijn blik en hiermee moeten we het doen.
Het is een zegen om niet teveel van de dingen af te weten, dan leer je elke dag, kijk ik terug.

24.3.07

het roodborstje

Koffie drinken. Ik zeg.
Wat heeft u veel eten ophangen voor de vogeltjes.
Anders komen ze niet, zegt ze oude dame.
We praten over vogels en wat ze wel of niet eten.
Ach kijk. Het roodborstje is er weer. Daar in de dennenboom.
Ik kruip achter de stoel van de oude dame om in de zelfde blikrichting te zitten.
Heel voorzichtig. Wil het vogeltje niet verstoren. Hoe ik ook tuur. Zie geen roodborstje.
Kijk daar. Hij zit heel stil.
Zie niks. Zie geen roodborstje.
Wat ik wel zie is de reflectie van een grote rode kerstbal die in de vensterbank ligt.
Zie je het?
Hmmm.
Snel. Een veiliger onderwerp. Geen vogels. Niet lachen. Tien minuten later.
Nou moet je toch eens kijken. Dat roodborstje zit wel heel lang stil in de boom.
Zou het wel een roodborstje zijn?
Ik kijk naar de dennenboom. Laat een pauze vallen.
Of zou het die dikke rode kerstbal zijn, die daar in de vensterbank ligt?
Dan mag er eindelijk gelachen worden.

man zoekt vrouw

Een programma op televisie. Het is gesponsord door de farmaceutische industrie. Kijkers mogen hun problemen inzenden en als het erg genoeg is komt het in de uitzending. Een man van in de zestig heeft zijn vrouw verloren. Het was goed huwelijk en de man is verdrietig. Het is een nuchtere man. Hij weet dat de dood bij het leven hoort. Hij accepteert dat zijn vrouw gestorven is. Zijn klacht is dat hij de lol kwijt is. Hij heeft geen plezier meer in het leven. Het is een actieve man met veel hobby’s. Zijn probleem is dat sinds zijn vrouw is overleden de glans van zijn leven af is. Zijn vraag aan de therapeut is hoe kan je dit oplossen. De therapeut weet hoe dat moet. 
Je moet een nieuwe vrouw zoeken.
Weet je waar je de meeste kans hebt om een vrouw te ontmoeten? 
Nee, zegt de man. 
In de wasserij. Dat is bewezen, zegt de therapeut.
Ik heb een wasmachine en een droger, zegt de man. Ik doe mijn was zelf.
De man ziet er uit als iemand die prima voor zichzelf kan zorgen.
Zo schiet het niet op, zegt de therapeut. Hij heeft vijf minuten zendtijd om het probleem van de man op te lossen en die tijd vult hij met het doceren van tactieken om aan de vrouw te geraken.
De man weet het niet. Dat hij een nieuwe vrouw zoekt dat is waar. Hij heeft het met zijn overleden vrouw erover gehad. Zijn vrouw vond ook dat hij na zijn dood niet alleen moest blijven. De man zegt dat hij zich zo mat voelt. De zin is uit zijn leven verdwenen is...of de therapeut... 
Een nieuwe vrouw zoeken, zegt de therapeut. Zo snel mogelijk. Wij. Hij schakelt over op wij. Wij mannen zijn verloren zonder vrouw. Je gelooft toch niet in die flauwekul van eerst van jezelf houden voordat je van iemand anders kan houden? Die flauwekul. Dat gelooft toch niemand. Wij mannen hebben een vrouw nodig.
Je wil natuurlijk je vrouw terug, zegt de therapeut. Had je vrouw geen zus. 
De moderator van het programma schuift aan op de bank. Moet het persé een vrouw zijn, probeert ze voorzichtig. Je kan toch ook met een goede vriend ...
De therapeut onderbreekt haar. Jij bent een vrouw. Wij mannen zijn verloren zonder vrouw. Dat kan jij niet weten. Jij bent een vrouw. Mannen hebben alleen maar plezier in de kroeg als ze weten dat er thuis een vrouw op hun wacht. Ik zeg je, zegt hij tegen de man. Ga op zoek naar een vrouw.
De moderator geeft niet op. Twee jaar is toch niet zo lang om te rouwen. Na zo’n lang huwelijk..
De therapeut zegt. Twee jaar is een eeuwigheid voor een man alleen.
Als jij het zegt, zegt de moderator. Jij bent de therapeut.
Ik ben de therapeut, zegt de therapeut en hij kijkt in de camera.

23.3.07

er is een zender waar niemand naar kijkt

Een soapzender.
Series. De hele avond.
Amerikaanse series.
Australische series.
Elke avond dezelfde tijd. De zelfde serie.
18.10 ER
19.05 Sex and the city
20.00 The Gilmore Girls
20.30 Charmed
Elke avond dezelfde tijd. De zelfde serie.
Hoewel.
Het kan zijn dat gisteren om 19.05 McLeod's Daughters te zien is en vandaag Dharma en Greg. Daar is niet echt een systeem in te ontdekken. Dat komt door de herhalingen. Welke episode van een serie vertoond wordt en welke serie überhaupt is steeds een verrassing.
De televisiegids biedt geen uitkomst. Een herhaling [herh.] is een programma dat dezelfde dag een keer herhaald wordt.
Dramatisch gestorven personages worden zo keer op keer tot leven gewekt. Ze gaan dood maar je weet ze komen terug. In de herhaling.

Er is een televisiezender waar niemand naar kijkt.
Er zit een jongen in een eenzame studio. Hij staart naar een rijtje videobanden. Elke avond besluit hij welke serie uitgezonden wordt en welke in de herhaling gaat. Iene miene mutte. Een jongen in een lege studio die elke avond een filosofisch besluit neemt.
Immortality in soapland.
Het leven in een loop.
Eeuwigdurende rewind.

Er is een televisiezender waar niemand naar kijkt.
Dat weet ik zeker want gisteren is Friends van voren af aan begonnen.
Friends.
Daar zou tegen geprotesteerd zijn. Als er mensen naar de zender zouden kijken zouden ze het gemerkt hebben.
Friends.
Dat Friends in de herhaling is.
De jongen in de studio weet het. Hij weet. Dit is het. Alles is gezegd.
Onsterfelijkheid is een feit.
Als Friends gewoon weer van voren af aan begint...

Er is een zender waar niemand naar kijkt.
Ik blijf kijken. Voor die jongen. Alleen in een studio met oude soap serie videobanden. Een jongen met een missie. Een boodschap. Het leven is een soap en er komt geen eind aan.
The world turns round and round and over and over again.


Er is een zender waar niemand naar kijkt.
De jongen in de studio weet het.
Hij heeft gisteren de serie Friends van voren af aan laten beginnen.

22.3.07

los kontakje

De dashboard-verlichting brandt niet. Al maanden niet. Auto naar de garage. Ik vraag of ik een vervangende auto kan krijgen. Dat ze er ook op kan wachten, zegt de garage. Nog beter, zeg ik. Na een uur wachten is de stapel tijdschriften doorgewerkt. Een professor beweert dat de ziel niet bestaat. Dat de ziel een bedenksel van de hersenen is. Hij heeft dat ontdekt omdat hij zelf hersenen opereert. Mensen vergeten dat de hersenen gewoon vlees zijn, zegt hij. Als je ze opensnijd is er geen speciaal plekje te vinden waar de ziel huis houdt. Het is gewoon vlees.
Hij is een bewonderaar van Dennett. Wat me verbaast zijn niet de wetenschappelijke bevindingen maar het grote genoegen waarmee hij het beweert. Wetenschappers die aan tonen dat de mens niet meer is dan een marionet van zijn biologie, een speelbal van neurologische hersenactiviteit en onbewuste chemische processen, die wetenschappers zijn daar zo vreemd blij mee.
Goed. Dan heb ik vandaag geen ziel. Zielloos zit ik in het bruinleren bankstel van de garage. Na een uur is de auto klaar. Alleen de banden moeten vervangen en de remblokjes en waarom de dashboard-verlichting niet brandt is nog niet duidelijk. Of het lang gaat duren. Dat weten ze niet, de mannen van de garage. Somber van het mechanistische wereldbeeld van de professor zit ik op de bank. Als er al een ziel bestaat, laat hij me vandaag sowieso in de steek. Geen enkele originele gedachte. Het uitzicht op de meer dan grote grijs glimmende showroom Voyager gaat ook vervelen. Toen de eigen auto nog nieuw was glimde hij ook zo. Door de garage gepoetst en in de was gezet. Sindsdien is dat nooit meer gebeurt. Bluts aan de ene kant. Bluts aan de andere kant en een onverklaarbare bluts in de kofferbak. Het is een witte auto. Witte auto's gaan moeilijk schoon. Schuur-sponsjes laten lelijke krassen achter. Toch vanochtend nog een poging ondernomen. Vijf emmers sop om de ergste viezigheid ervan af te boenen en een goede service in de garage af te zweren.
Ik zit nog steeds op de bruine bank van de garage. Er is alweer een uur verstreken. De ruitenvloeistof is bijgevuld. Banden vervangen. Alleen de dashboard-verlichting brandt nog niet. Of het nog lang gaat duren, vraag ik. De poetsbeurt die ochtend heeft niet de gewenste snelle service opgeleverd. De jongste bediende is toegewezen aan de geblutste Voyager hij zet de verlichting aan en uit maar kan het probleem niet oplossen. Ik trek me weer terug op de bruine bank in de showroom met het uitzicht op de grijs glimmende Ram Van. Na nog een half uur bemoeit de ervaren monteur zich met het probleem. Een kwartiertje, zegt hij, dan is de auto klaar. Het is een los kontakje.
A en ik rijden op de autoweg. Het is donker. De dashboard-verlichting springt aan en uit.
Hoezo geen ziel, zeg ik.
Los kontakje, zegt A.


Het is nu ruim een jaar geleden. Al meer dan een jaar auto-loos. De witte Ram Van is gecrasht en gesloopt.
Is het zwaar werk, vraag ik de man van het afsleepbedrijf.
Het is best zwaar. Soms vallen er doden en dan komen de nabestaanden de papieren regelen. Je denkt dat het voor de politie het zwaarst is, maar... Dan zitten ze hier bij mij op kantoor, ouders die net hun kind verloren hebben. Of als het slachtoffer beknelt zit. Dat staat de auto hier op het terrein en komt de brandweer de auto open snijden. De man heeft een zacht gezicht, hij zou zo de hulpverlening in kunnen. Hij draagt een cowboy-hoed en spitse laarzen. Ik denk dat hij in het weekend gaat line-dansen. Om te ontspannen en te vergeten wat hij door de week ziet.
Hoezo geen ziel.

7.12.06

Gilbert

In de bar van Newark airport bots ik tegen een jongen aan. Een rasta-jongen met sparkelende ogen.
Just looking for a spot, zegt hij.
Me too, mompel ik.
Een grote lange neger haalt zijn jas en rugzak van de enige onbezette kruk in de bar.
Hij maakt zwijgend plek voor me. Er staat een glas rode wijn voor hem en op een wit servetje ligt een kleine Nikon.
Hij zegt niks maar soms kijkt hij opzij to check me out en soms kijken we tegelijkertijd. Hij staat op, laat zijn halflege glas staan en loopt naar een inloop-vitrine waarin grote hammen en brokken vlees liggen op Metro-rekken. Goed gezien van hem. Het is een vreemde uitstalling van vlees. Ik benijd hem om zijn handzame Nikon die kennelijk lichtgevoelig genoeg is om in de donkere bar stukken vlees te fotograferen. Hij komt terug. Zijn kruk is ingepikt en zijn glas weggeruimd.
They took your glas and your chair, zeg ik ten overvloede.
You shouldn't have left, zegt de barman.
Gilbert. Hij heet Gilbert, bestelt een nieuw glas wijn. Witte wijn en een chair. De barman lacht.
Gilbert bestelt witte wijn. Hij is geswitcht van rood naar wit. Ik drink wit. Gilbert is Fransman. Gilbert is actor. Where are you from? Gilbert spreekt Engels met een zwaar accent.
Holland.
I thought you were French. You look French.
Holland.
Amsterdam?
Maastricht.
The treaty?
Yes, the treaty.
I am not into politics.
Me neither.
Gilbert wijst naar de rasta-man met de sparkel-oogjes. I think he is French too.
I think all the people drinking wine at this bar are going to France, zeg ik. I'll ask the bartender. This is a beer-bar and you inspired everybody to drink wine. I wasn't planning on drinking wine. I saw you drinking wine.
This is not a beer-bar, zegt de bartender. People eat steak. You drink wine with steak.
Dan zie ik het pas. Naast de tl-verlichte vitrine met vlees is een open keuken waar Latino's steaks braden. Het vlees is niet ter decoratie. Het wordt opgegeten.
So what are you gonna do in NY? Find an acting job?
Yes.
That will be difficult. It's a jungle and you have to work on your speech. Gilbert spreekt Engels maar het klinkt als Frans.
Yeah, but I don't have to speak necessarily, zegt Gilbert. Hij gaat rechtop staan in al zijn volle zwarte glorie en lacht een witte lach.
Het is zo. Gilbert moet niet praten. Yes, you're all-right without speaking, zeg ik.
Gilbert gaat zijn vliegtuig halen. Hij laat alweer een halfglas wijn staan alsof het geen zeven en een halve dollar kost zonder tip.
Shall I invite you, vraagt hij.
No thank you. Dat schept maar verplichtingen, mannen die je drankjes betalen.
Do you mind If I email you, vraagt Gilbert.
No, that's okay.
I will be thinking of you, zegt Gilbert.
En wat zeg ik dan? Ik zeg. All-right, have a good flight. Send me a meat picture.
Send me a meat picture...

Anna

29.11.06

Jeffrey

Vandaag een treinkaartje gekocht bij het reisbureau. Je hoeft niet naar een reisbureau te gaan om een treinkaartje te kopen maar heb geen zin om van Cambridge helemaal naar downtown Boston te gaan om een treinkaartje te kopen. You know you have to pay me extra, zegt Jeffrey. You have to pay me on top of the fee of your train-ticket.
I know. I feel lazy today. I will not tell anybody I was to lazy to go all the way down-town to buy a ticket.
Which credit-card do you have? American Express regular or gold, platina.
Neither. Just VISA.
Oh, then it ill cost extra.
Het gaat een dure ochtend worden bij Jeffrey op het het reisbureau.
Het reisbureau heeft beter tijden gekend. Aan de muur hangen posters. We are not afraid of foreign currencies. Foto's van Franse Francs, Duitse Marks en andere geldsoorten die allang uit de roulatie zijn. Het is dat Jeffrey een heuse computer op zijn desk heeft staan. Het is sixties. De jaren zestig in het Oostblok. De kaart van NY is gekreukeld en valt uit elkaar. Het dienstregelingboek krult om aan de randen en ik kan me niet voorstellen dat daar accurate tijden in staan.
Op zijn desk is het een rommeltje van papieren. Een fax [een fax?] met een nietje erdoorheen. Een to-do-lijstje. Met potlood zijn een aantal karweitjes doorgestreept. Een plastic koffie bekertje van de Donkun Donits. Kapot gebladerde dienstregelingen. Stapeltjes onduidelijke papieren. Een notitieblok. Spiegeltjes met gele smilies erop. Een porseleinen handje met visite-kaartjes. Jeffrey Lichenstein. Travel Counseler. American Express Travel.
Ik neem er een, zeg ik. Op het visitekaartje staat zijn email adres. Ik kan hem mailen. Jeffrey draagt een bril en een wit-blauw gestreept overhemd. In het borstzakje steekt een pen.
Heb tijd om Jeffrey te observeren want Jeffrey moet veel intypen. Mijn naam, adres, telefoonnummer. Zipcode. Zipcode? Telefoonnummer? Voor een treinkaartje?
In case somethings goes wrong, zegt Jeffrey. Hij typt verder. Ik kijk naar zijn handen. Hij typt met tien vingers, razendsnel. Een savant. Zijn vingers vliegen over de toetsen.
Voor het intypen van het creditcardnummer moet de bril af. Hij houdt de kaart tegen het beeldscherm om het nummer te double checken.
Alle gegevens zijn ingevoerd. Met de Red Line naar South Station. Met de Amtrax naar Penn Station NY. Met de Pathtrain naar Jersey.
Jeffrey is uitgetypt. Alleen nog maar even printen. Voor de trein moet je een half uur eerder komen zegt hij. Security check. En de metro rijdt niet altijd op tijd.
Het is a fifteen minutes drive maar het kan ook een uur of twee duren.
Twee en een half uur van te voren vertrekken?
Well normally the subway runs on time, but ones every two weeks somethings goes wrong and then it takes for-ever.
Ondertussen probeert Jeffrey het ticket te printen, hij loopt heen en weer tussen zijn desk en de printer.
Het is het eerste ticket van vandaag, zegt hij. Vandaar.
Ja. vandaar.
Hij reset de computer en loopt weer naar de printer. Geen ticket. Hij vraagt hulp bij een collega. Geen ticket.
Jeffrey zet zijn bril op en begint weer te typen. It doesn't run, zegt hij.
Just like the subway?
Jeffrey lacht en typt met zijn savante handen.
I'll go and try the printer upstairs. Het lukt. De printer print treinkaartjes en een receit. De print is alleen wat licht en Jeffrey kan niet goed lezen wat erop staat.
Hij buigt zich voorover en tuurt beurtelings op het scherm en op de te licht geprinte uitdraai van de reisbescheiden.
Ik buig ook voorover om mee te lezen. Zou Jeffrey ruiken dat ik vanochtend spekjes gebakken heb bij het ontbijt?
De geur van spek hangt in mijn kleren. Jeffrey lijkt een gevoelig mens. Iemand die het opmerkt als je naar spekjes ruikt.
I'll give you a discount for being so patient, zegt hij. I'll charge you as an platina American Express holder, for being so patient.

woensdag 29 november 2006

19.11.06

de lelijke paraplu

dinsdag 21 augustus 2006
In de internationale trein. De aankondigen worden in drie talen gegeven. Als de conducteur komt doe ik net of ik Frans spreek en dan weer Engels.
Prosshjaine arret medamme ee mesjeusses. Het Frans is voor de Nederlanders goed te verstaan maar ik betwijfel of de Fransen weten waar ze moeten uitstappen. Prochaine arret Roosendeel.
Is this your umbrella, vraagt de conductrice. Iemand heeft zijn paraplu achtergelaten in het bagagerek voor grote koffers. Een paraplu met panterstof. Blauwe panterstof. Het handvat is van plastic en beschilderd alsof het geen plastic is maar hout.
Is this your umbrella, vraagt de conductrice.
Nee dank u, zeg ik beleefd. Even later komt ze terug. Ze stopt de lelijke paraplu in mijn handen.
Hier, zegt ze, dan is hij nu van jou. Ik kan hem wel meenemen naar gevonden voorwerpen maar daar wordt hij toch niet opgehaald. Ligt hij daar anderhalf jaar te wachten. Nu heb jij een mooie paraplu voor als het regent.
Als de conductrice hem zo mooi vind, wil ze hem zelf niet hebben?
Wilt u de paraplu niet liever zelf meenemen?
Neehee, als ik de paraplu meeneem dat is een andere zaak. Dat kan niet. Dan is het diefstal.
Prochaine arret ze Heek. Ik stap uit met in mijn hand een grote lelijke paraplu met plastic handvat en blauwe panter-stof voor als het regent. Eerlijk gekregen.
dinsdag 21 augustus 2006

13.11.06

echt eikenhout

Kijk uit het raam. Er ligt een boomstammetje in de struiken. Mijn boomstammetje. Echt eikenhout.
Het is nog zomer. Op mijn renroute langs het stadspark zijn de bomen gesnoeid. Grote brokken houten liggen naast de stronk. Eén stammetje ziet er handzaam uit. Nu meenemen of eerst rennen? Nu meenemen. Ondanks de bescheiden afmeting van het stammetje is het niet te tillen. Echt eikenhout. Rollen kan wel en ben vlak bij huis. Het stammetje is schuin afgezaagd en rolt a-symetrisch. Elke 10 meter moet de koers bijgesteld worden. Best zwaar nog. Een jongen op een fiets stopt, vraagt of hij mij kan helpen. Zullen we hem op de bagagedrager leggen, stelt hij voor.
Kijk naar de dunne spijltjes achter op zijn fiets.
We kunnen het proberen, zeg ik.
Met zijn tweeen proberen we het stammetje op te tillen. Er komt geen beweging in. Het gaat wel zo met rollen, zeg ik.
Het is zondagochtend. Het is stil op straat. Rol het stammetje met een ruime bocht de hoek om midden over straat. En nu.
Twee treden tot aan mijn voordeur en dan nog de trap op naar de eerste verdieping. Dat lukt nooit in mijn eentje. Probleem. Uitstel. Eerst rennen.
Kom weer langs het park. Er ligt nog een kleiner stammetje dat makkelijk te dragen is. Het past precies op de grote stam. Grote stam, het lijf, klein stammetje het hoofd. Zie het beeld kant en klaar voor me. Eerst rennen. Op de terugweg staat een kraan in het park. Alle stammetjes zijn in de vrachtauto gehesen. Ook mijn kleine stammetje. Op de stoep voor mijn huis staat een boomstammetje. Een lijf zonder hoofd.
Twee dagen later staat het stammetje aan de straat bij de vuilnis.
Misverstandje. Ik rol het stammetje weer terug op zijn plek vlak naast mijn voordeur en schrijf er met een grote rode viltstift het huisnummer op. Buurman komt thuis. Hij wijst naar de boomstam.
Die is van mij, zeg ik. Hij moet nog naar binnen maar hij is erg zwaar.
Buurman kijkt opgelucht. Het ontsierlijke stuk hout hoeft alleen maar naar binnen gebracht en dan is de aanblik van zijn gevel weer in overeenstemming met zijn strenge normen. Dan doen we dat toch even, zegt hij. Kom dan tillen we hem naar binnen. Hij is erg zwaar, protesteer ik. Buurman gelooft me niet en probeert het stammetje op te tillen. Het lukt niet. In het weekend komen sterke mannetjes en die tillen hem naar binnen, zeg ik. Weken gaan voorbij. Het wordt herfst. Het wordt winter. Het stammetje staat er nog steeds. Er komt wel eens een sterk mannetje voorbij maar nooit twee tegelijk. Het stammetje ziet er steeds viezer uit en gaat rotten van alle regenval. Mischien moet ik er een bloempot opzetten, dan vind Buurman het minder erg. Het is bijna Kerstmis dan kan ik er kaarsjes opzetten en glitterslingers omheen binden. In de zomer zal het hout goed droog zijn beloof ik mezelf. In de zomer ga ik er een beeld uit kappen, desnoods gewoon hier op straat. Zoveel geduld heeft Buurman niet. Vanochtend keek ik uit het raam. Er ligt een boomstammetje in de struiken. Mijn boomstammetje. Echt Eikenhout.

13 november 2006

25.10.06

duster

broer zegt
ik heb nog een woord voor je
duster
waarom heet een duster een duster
stofdoek
zegt de moeder het is een stofdoek
waarom heet een ochtendjas stofdoek?
dust
stof
ashes to ashes dust to dust
stofjas staat in het woordenboek
een duster is een stofjas
dat heb je als je woorden leent
dat je het dan niet meer weet
etymologisch
dat je dan niet meer weet
wat je draagt als je uit bad komt
badjas stofjas
en tot stof zult gij wederkeren
zo is het voorspelt
wat een vies woord eigenlijk
duster

25 oktober 2006

16.9.06

muurtje

Hoe beschrijf je een geluid? Het geluid klinkt als iets zwaars dat omvalt. Iets zwaars valt om.
Er valt iets om dat niet hoort om te vallen. Zo klinkt het geluid.
Kijk uit het raam. De auto van Buurman staat op de stoep. Aan zijn bumper hangt een touwtje. Het touwtje zit vast aan een struik. De struik zit in de grond. Het muurtje dat ervoor stond niet meer. De muur ligt om. Omver getrokken door een touwtje aan een auto.
Hoe beschrijf je een geluid?
Vwoewf. Weg muur. De plant die zijn wortels aan de aarde prijs had moeten geven staat nog stevig op zijn plek.
Buurman en zijn vrouw staren verbaasd naar de muur. Aan de muur zat een hek vast. Een hek naar de oprit. Aan de andere kant een hek naar de voordeur. De hekken kunnen niet meer dicht. Met één dun touwtje omvergetrokken.
Met dezelfde voortvarendheid waarmee de buren hun huis tot nu toe onberispelijk gehouden hebben ruimen ze het omver getrokken muurtje op. Een telefoontje van Buurvrouw tovert twee sterke mannen met stevige armen en witte mouwloze hemden tevoorschijn die het muurtje in no time ontmantelen en opruimen. De stoep wordt geveegd. De halsstarrige plant blijkt met een flinke ruk ook zonder touwtje en paardenkracht los te laten uit de grond. Buurman en Buurvrouw zetten hem in de bio container. De container is vol. De plant steekt er bovenuit. Als een onwelkom boeket van een vervelende aanbidder. Buurvrouw rolt de groencontainer op de stoep. Wat er ook gebeurt. Hun huis is netjes en zal netjes blijven ook zonder afscheidingsmuur. Buurman begint latten te plaatsen om de muur opnieuw op te metselen. Hij spant een rood/wit lint over de kuil waar eerst zijn muur stond. Van tijd tot tijd stopt een buurtbewoner voor de muurloze tuin van Buurman. Buurman legt geduldig uit wat er gebeurt is. Ik ga naar hem toe om mijn sympathie te betuigen. Het was een den, zegt Buurman. Ik wou een den..maar de wortels lieten niet los met de schop.
Vind u het niet vervelend om de hele dag aan mensen uit te leggen wat er gebeurt is, vraag ik Buurman. Hij vind het niet erg. Een muur valt om door eigen toedoen. Buurman en Buurvrouw maken geen ruzie. Ze maken elkaar geen verwijten. Ze raken niet in paniek. Ze moeten er niet eens om lachen. Ze zijn alleen maar verbaasd en misschien dat niet eens...sommige mensen kennen gewoon geen stress.
17 september 2006
no picture pleases...»

blaadje sla

Kouwe schotel met een blaadje sla. Blaadje sla. Daar is een gedicht over.
Blaadje sla?
Ja, dat gedicht van dat blaadje sla.
Jonge sla. Het is jonge sla in september.
Ach ja, blaadje sla. Daarom kan ik het niet vinden.
Slappe sla en de tuinman en...
Nee niet slappe sla. Jonge sla. Jonge sla in september op vochtige bedjes.
Lees het gedicht nog eens. Jonge sla net gepland. Slap nog in vochtige bedjes. Jonge sla. Slap nog.
Wat heb je gegeten?
Jonge sla. Jonge bladsla met kouwe schotel.



jonge sla

alles kan ik verdragen
het verdorren van bonen
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in

maar jonge sla in september
net gepland, slap nog
in vochtige bedjes, nee

Rutger Kopland

16 september 2006
no picture pleases...»

15.9.06

koude schotel

DE DOCHTERS VAN KING LEAR


Een spannende reality-soap die met geen mogelijkheid goed kan aflopen

Moniek Merkx maakt een vrije bewerking van Shakespeare's King Lear. Ze verplaatst het verhaal van het Engelse koninkrijk naar een achenebbisj restaurant en keert het verhaal van Lear binnenstebuiten. In een spannende reality-soap ontmoet je Lear's oudste dochters, die zich van hun meest gemene en wanhopige kant laten zien, en zijn jongste, die de wereld alleen nog maar ziet via haar videocamera. Voor deze camera laten de familieleden hun ware gezichten zien en tonen er hun dubbele agenda's…

Het verhaal
De dochters van Lear wonen bij hun vader. De koning van de Wagenweg noemen ze hem. Hij runt een restaurant, dat in de wijde omtrek bekend staat om z'n overheerlijke koudeschotels. Maar vader Lear is moe en wil z'n bezit over doen aan z'n kinderen. Dat is vragen om problemen. Lear ontpopt zich als een grillige, sentimentele man met losse handjes. En wat doen de dochters vervolgens met zo'n ingewikkelde vader? Hoe kom je van hem af..?


Lear houdt van koude schotel maar de oudste dochter Goneril droomt van vernieuwing.
Goneril
Het wordt tijd dat ik de boel ga overnemen.
Ik ben in de bloei van mijn leven.
Vernieuwing is het woord.
De deur uit met die kouwe schotels.
Ik wil de Franse slag.
Ik droom van Boeuf Bourguignonne [...]
Lear
Dat moet je zo niet doen Goneril.
Een koude schotel moet koud zijn
niet lauw-warm.
Goneril
Dit is geen kouwe schotel, vader.
Dit is een lauw-warme geitenkaassalade. [...]
Lear
Weg met die salade, zeg ik.
En nu mijn lunch.
Goneril
Wat wilt u eten vader?
Lear
Kouwe schotel.


uit: Dochters van Lear Theatergroep Max
regie en tekst: Moniek Merkx
decorontwerp: André Joosten
première 29 oktober 2006 Theater de Veste Delft

Van al dat gepraat over koude schotels krijg je zin in koude schotel.
Mijn vader kon niet koken maar wel koude schotels maken.
Precies zoals het hoort. Niet teveel versiering. Een augurkje. Een half, hardgekookt eitje en een slap blaadje sla.
5 september 2006
no picture pleases...»

27.8.06

kleine kop

Waarom heb jij zo’n kleine kop?
Waarom wil je dat weten?
Waarom heb jij zo’n kleine kop?
Onze lieve Heer verdeelt de grond onder de volkeren. Elk volk krijgt zijn eigen land. De Georgiërs zijn aan het feesten. Komen te laat. Al het land is al verdeeld. De heilige maagd Maria zegt, neem mijn land maar.
Ik geef jullie mijn land. Georgië is een prachtig land.
Waarom heb jij zo’n kleine kop?
De Zweden zijn aan het drinken. Het land wordt verdeeld onder de volkeren. Als de Zweden aan de beurt zijn voor hun stuk land zegt onze lieve Heer, hier, dit heb ik nog over en strooit een handvol kiezelsteentjes naar beneden. Zo komt Zweden aan zijn rotsen.
Voor Zuid-Limburg heeft onze lieve Heer een beetje dal en een beetje heuvel over. Daar is een gedicht over van Schillings. Dat moet je maar eens opzoeken. Hoe kom jij aan zo’n kleine kop?
Als het land verdeeld is en onze lieve Heer de lichaamsonderdelen uitdeelt laat ik iedereen voor gaan. Ik heb geen zin om in de rij te staan. Als ik aan de beurt ben, zijn er alleen nog maar kleine hoofdjes over.
Onze lieve Heer zegt, de hoofden zijn op. Je mag wachten op de volgende lichting. Er ligt nog een klein hoofdje. Geef me dat kleine hoofdje maar, zeg ik. Zo kom ik aan mijn kleine hoofd.
Is dat niet lastig zo’n kleine kop?
Ben met de Mickey-Mouse kop de stad in gegaan.
Nee! Ik zeg nog doe het niet.

Het is carnaval. Ik wil de stad in. Heb geen carnavalskleren. Er is wel een grote Mickey-Mouse kop. Ik wil de stad in. Het is carnaval. Heb geen carnavalskleren. In gewone kleren val je op met carnaval. Wil de stad in zonder op te vallen. Heb geen carnavalskleren. Wel een grote Mickey-Mouse-kop. Met een grote Mickey Mouse kop op, kan je ongemerkt de stad in.

Doe dat nou niet, die kop is niet van jou, die is van het theater. Doe dat nu niet.
Dat is toch onhandig met zo’n grote kop door de stad lopen.’

Ik zet de Mickey Mouse kop op mijn hoofd. De kop is gemaakt voor een ander model hoofd dan het mijne. Er is erg veel ruimte van binnen. Teveel ruimte. Een klein hoofdje in een grote piepschuimen Mickey.
De kop is veel te groot. Zakt steeds naar voren. Een blik in de spiegel. Mickey buigt zijn hoofd. Hij ziet er treurig uit met zijn gebogen hoofd. Twijfel. Als treurige Mickey de stad in of niet? Als treurige Mickey dan maar. Ik duw de kop in positie. Hij is te groot. Hij blijft voorover zakken. De ogen zitten te hoog. Het zicht is beperkt. Vlak vóór de voeten is het zicht nul. Stoepjes en opstapjes gaan op de tast.
Het stijve lopen komt de mimiek ten goede. Voetje voor voetje loop ik de stad in. De optocht begint bijna. Zo kan ik anoniem de stad in. Beetje kijken. Anoniem. Er wordt geroepen.
Mickey, Mickey.
Mickey, ze roepen Mickey.
Waar komt het geluid vandaan? De zichthoek is beperkt.
Draai een kwartslag. Probeer te zien wie roept.
Mickey, Mickey, we love Mickey, roepen twee jonge meisjes.
Probeer om me heen te kijken.
Mickey, Mickey, Mickey
Wat te doen? Zwaai aarzelend. Loop verder tussen de carnavalsvierders. Mensen roepen.
Mickey, Mickey
Zwaai. Peuters willen me een handje geven. Dat is nog best lastig op de gok. Het zal hun animistische beleving van de werkelijkheid zijn dat ze denken dat de echte Mickey Mouse is overgevlogen. Heb alleen de kop van Mickey. Geen handschoentjes. Geen Mickey schoenen.
Geen Mickey pantjes-jas. Gewoon mijn dikke winterjas heb ik aan. In de ogen van de kindjes ben ik de enige echte Mickey. Ben ontroert en opgelaten tegelijkertijd. Dit is niet de bedoeling. Heb die kop opgezet om op te gaan in de menigte. Nu ben ik de attractie zelf.
In een uur tijd maak ik tientallen mensen aan het lachen. Schud heel veel kleine handjes. Zwaai naar iedereen die ik tegenkom.
Carnaval is geweldig. Voor een groot hoofd is ook wat te zeggen.
Het wordt erg warm in de kop. Veel zie ik niet met het ding op.
Wil naar huis. Durf de kop niet af te zetten.
Overal kom ik kleine kindjes tegen die tegen me zwaaien en een hand willen geven.
Oh ik heb Mickey gezien, zeggen ze.
Ik heb het altijd een beetje sneu gevonden. Een baantje in Disneyland in een Mickeypak. Mickey zijn in een pretpark moet wel een ere-functie zijn. Iedereen lacht naar je. De kindjes die ik tegen kom zijn gelukkig. Eén dag Mickey en je chagrijn is over.
Volgend jaar weer. Als Mickey.
27 augustus 2006
no picture pleases...»

9.8.06

de hapjes van de koster

vervolg van soepele benen
Weet u hoe laat het is?
Ik draag de tijd niet bij me, zegt de vrouw maar toen ik thuis vertrok was het kwart voor acht. Ze staat voor me met haar fiets in de hand. Ik zit op een bankje en wacht tot de AH open gaat.
Er loopt een man voor de deur heen en weer, zeg ik tegen de vrouw.
De winkel zal wel zo opengaan. Komt u een ontbijtje kopen?
Nee, zegt de vrouw. Vijf uur sta ik op. Een uur stilte voor de Heer en dan ontbijt.
Ik ben altijd op straat. Praat met mensen. U kunt naar de dienst komen.
De dienst?
De vrouw slaat de flap van haar fietstas open en rommelt erin.
Ach, ik heb er geen meer. De traktaten zijn op maar ik heb wel...
Ze scheurt een post-it briefje van een blokje.
Immanuëlkerk Zondagen V.M 10.00 uur Tot spoedig weer te zien Van harte welkom Bedank!
Na afloop hoef je niet snel snel naar huis. Je mag blijven er is koffie en thee en hapjes. De koster maakt altijd hapjes. En soep. In de zomer hebben we geen soep. De mensen vroegen of we geen soep hadden terwijl het zo heet was.
Hebben we toch maar weer soep gemaakt, terwijl het zo heet was.
Een klein pannetje. Het is de tijd der tijden. God. Het is God.
De vrouw begint aan een lange verhandeling over het geloof en hoe dat gepraktiseert moet worden. Ze heeft haar verhaal al vaak vertelt want het komt er op Jehova-snelheid uit. Ik hoef niks terug te zeggen. Zij vertelt over God en ik luister. Dit is de tweede keer dat ik deze ochtend op snelheid ingehaalt wordt.
De grote strekking van het verhaal begrijp ik. Geloof in God. God bepaalt alles. Wacht er niet te lang mee, het einde der tijden is nabij en je weet maar nooit of je morgen nog leeft. Geloof in God en stel je dienstbaar op. Deze boodschap distilleer ik uit het ratelende gesprek.
De AH is al lang open en uit een ooghoek zie ik mensen met hun boodschappen de winkel uit lopen. Wil ook boodschappen gaan doen. De dorst wordt steeds erger. Eén avond teveel gedronken en ik wordt ge-evangeliseerd. De vrouw die mij deelgenoot wil maken van de vreugde van het geloof in God is een kleine Indonesische vrouw. Ze draagt een rood leren petje dat erg goed staat bij haar gelooide gerimpelde bruine huid. Ze draagt verrassend hippe kleren voor een gelovige evangeliste. Ze straalt en glimlacht en ze is zo enthousiast dat ik maar op het bankje blijf zitten en wacht totdat ze uitgesproken is.

Ik ben altijd op straat, zegt ze. Ik praat met de mensen. Ik vertel ze over God.
Mijn kinderen zijn zelfstandig. Mijn familie in Indonesië heb ik in de handen van God gelegd. Zodoende. Ik praat met jonge mensen en met mensen van uw leeftijd. Jonge mensen.. die muziek en ecstasy. Dat is de duivel. God ziet alles. Ik ben veel op straat. Ik zie een jongen met een brommer. De bus slaat rechtsaf en hij rijdt rechtdoor. De bus raakt de brommer en die vliegt naar de overkant van de weg.
De bus wil doorrijden maar de jongen heeft het gezien en schreeuwt. Ik weet dat je alles vergeet na een ongeluk. Ik zeg, je moet alles opschrijven en hier is mijn naam. Ik heb alles gezien. Ik ben getuige. Zijn jas was kapot en de brommer. Ik zeg, dat moet van de WA van die ander. De jongen is bij me thuis geweest en we hebben een reconstructie-tekening gemaakt. De bus sloeg rechtsaf en hij reed rechtdoor.
Dan heb je voorrang. Ik heb gezegd, kom naar de kerk. Ik heb hem een traktaat gegeven. Een maand later zag ik hem weer. Zijn jas was nieuw en de brommer gerepareerd. Dat is de liefde van God. Zodoende.

Vijf december. Dan is het druk in de winkels. Een jongetje raakt zijn ouders kwijt en God leidt hem naar de rand van de stoep precies waar ik loop. Dat is de liefde van God. De jongen huilt en ik vraag wat er is. Hij zegt ik ben mijn ouders kwijt geraakt. Hij pakt mijn hand vast en laat hem niet meer los. Ik heb altijd fris en snoep bij me. Ik ga met hem in een bushokje zitten. Ik geef hem wat drinken. Ik zeg, je weet toch wel waar je woont.
In Borgharen, zegt hij. Dat is niet ver. We nemen de bus. Welke halte moeten we uitstappen? Dat wist hij niet. De vrouw die achter me zat wist het wel. Dat is God. We stappen uit. Het is de één na laatste halte. Is het nu nog ver lopen naar waar je woont? En al die tijd houdt hij mijn hand vast. Hij heeft mijn hand niet los gelaten. En hij wist, hier rechtdoor en dan de hoek om. We lopen de straat in en dat ziet er vreemd uit. Ik met dat jongetje aan de hand. Bij ons zouden ze meteen naar buiten komen maar hier niet. Ze bleef achter het raam staan kijken wie die vreemde vrouw was met haar kind. Ik bel aan toen begreep ze het. Ik heb hun uitgenodigd in de kerk en vertelt over God. Ik ben altijd op straat. Ik breng blaadjes rond in Bosscherveld. Ik mag Bosscherveld doen. Hier achter in die dure flats heb ik ook blaadjes in de brievenbus gestopt. Tien. Dat is niet veel. Ze grijpt weer in haar fietstas. Ik heb er geen meer. Kom zondag en neem je familie mee.
Ik sta op.
Bedankt voor uw tijd, zegt de kleine Indonesische vrouw. Bedankt voor het gesprek. Een goede dag verder.
In de AH is ze al snel in gesprek met de verkoopster achter de sigarettenbalie. Zij spreekt.
Zij spreekt niet. Het is God die spreekt. Ik hoef niks te verzinnen, zegt ze.
God spreekt.
De verkoopster luistert geduldig naar de kleine sprekende God met het rood leren petje voor haar. Ze knikt van tijd tot tijd met haar hoofd. Ze zal zeker uitgenodigd worden om een soepje te komen eten na de mis zondag om tien uur in de Immanuëlkerk. En de koster zal hapjes maken. Ben wel benieuwd naar die hapjes. Maar eerst wat drinken.



10 augustus 2006
no picture pleases...»

soepele benen

Sta op zeven uur op. Niet om zes zoals bedoeld was.
Het flesje wijn van gisteravond is nog niet helemaal uitgewerkt.
Zware benen. Soepel rennen. Dat probeer ik. Soepel rennen.
Ver voor me rent een lange jongen. Hij draagt een rood t-shirt en een grijze broek van dunne stof. Het t-shirt en de broek zijn twee maten te groot. De dunne stof maakt golfjes om zijn lichaam. Soepel is zijn renstijl. Hij pauzeert en doet oefeningen. Vreemde oefeningen. Hij draait dansende rondjes met zijn heupen die de stof om zijn lijf nog meer laten vlaggen. Een rennende balletdanser. Na de oefeningen rent hij verder. Ondanks zijn vreemde stijl rent hij heel hard. Hij verdwijnt langzaam uit zicht. Ik zie hem nog net zijn flubberende t-shirt uittrekken. Hij bindt het om zijn heupen. Jammer dat hij zover vooruit rent. Ik kan niet zien hoe gespierd hij is. Hoor voetstappen achter me en wordt ingehaald door een meisje met een kort zwart stretch broekje en gespierde benen.
Ze heeft een IPod in een zwart elastiekje om haar arm. Op de maat van de muziek maakt ze sprongetjes. Ze rent twee keer zo snel als ik.
Het is de wijn. Het is dat ik nog niet zo lang aan het trainen ben. De lange vrouw met de hoofdband en slechte BH en grote borsten is er ook. Ook zij rent hard op muziek. Het is de wijn niet de muziek die mijn pas vertraagt. En dorst. Op de terug weg stop ik bij de AH. Even wat te drinken halen. De AH is nog dicht. Zal ik nog een stukje rennen totdat hij open is? Ga op een bankje zitten wachten totdat de AH open is.
Heb dorst. Teveel wijn gedronken gisteren. Hoe laat zou de AH open gaan? Acht uur denk ik. Ik heb geen zin om naar de ingang te lopen en de openingstijden te bestuderen. Er drentelt een man voor de deur.
De winkel zal wel zo opengaan. Een mevrouw met een fiets aan de hand stopt voor me.
Weet u waar de AH is, vraagt ze.
Ik wijs naar de AH.
Weet u hoe laat de AH open gaat?
Acht uur denk ik.
Weet u hoe laat het is?
Ik draag de tijd niet bij me, zegt de vrouw maar toen ik thuis vertrok was het kwart voor acht.
Ik draag de tijd niet bij me, zegt de vrouw.
Toen had ik het al kunnen weten.
verder lezen

9 augustus 2006
no picture pleases...»

3.8.06

een half pondje snijbonen

Midden op straat ligt een halfpondje snijbonen, een bosje wortelen met het groen er nog aan en vier tomaten in een kapot plastic zakje.
De groenten zien er nog vers uit. Verderop ligt nog een snijboon en ik kom nog twee worteltjes tegen en nog een snijboon.
Het dunne plastic zakje moet al eerder gescheurd zijn. De boodschappen zijn verloren en niet opgeraapt. Zou de eigenaar het niet gemerkt hebben? Hard fietsend over de hobbelige kinderkopjes in de regen.
Of wel gemerkt maar geen zin om af te stappen in de regen.
Geen zin om de groenten van het afvalt te verzamelen.
Zou iemand anders ze oprapen en er een gezonde maaltijd van bereiden?

Voor een Surinaamse musical heb ik de opdracht om een straat-verkoop-karretje te dressen. Ik ga naar de Surinaamse supermarkt en koop rijst, groenten in het zuur, frisdrank en fruit en exotische groenten.
Het karretje wordt gevuld en het ziet er authentiek en uitnodigend uit.
Na twee dagen is de kar leeg. De groenten, de rijst, de chips alles is weg. De Surinaamse cast heeft een maaltijd bereidt van de inhoud van de kar.
Maar dat zijn rekwisieten. Het is niet om op te eten.
Het zijn rekwisieten. Rekwisieten of niet. De Surinaamse spelers hebben er geen boodschap aan.
Het is eten en eten mag niet verspild worden.
De gemeentereiniging rijdt voorbij en bezemt de snijbonen, de worteltjes en de tomaten op.
4 augustus 2006
no picture pleases...»

1.8.06

Bodies

Ben naar de expositie van Bodies geweest.
Hoe was het?
Grosss.
Zijn het echte lichamen?
Ja en ze zeggen niet hoe ze eraan gekomen zijn.
Het zijn Chinezen. Dat is het communisme, zegt Shekhar.
In China ben je eigendom van de staat.
In India slaan ze jonge kinderen de benen stuk. Gehandicapte kinderen brengen meer op bij het bedelen. Mensen verkopen hun skeleton voor de wetenschap. Weet je wel wat ze daarmee doen? Ze nemen een been en gebruiken het om een auto te testen. Hoeveel schade aan je been ontstaat bij een crash en what if someone offers 20.000 dollar voor je kidney. Die Chinezen. How can they find out. There are biljons Chinese. Who knows.
Its a body. Its just a body. The soul is gone. Its not you.
We burn our bodies in India. That's not nice when your skin starts to bubble and its smelly when you burn somebody.
En de oudste zoon moet de schedel inslaan, zegt Coryn.

Waarom dan?
Zodat de ziel kan ontsnappen.
Ik schreef een stuk over homeless people en Shekhar liet me filmpjes op het internet zien van jonge mensen die bumbs geld geven om dingen te doen om daar films van te maken.
Bumbsfights, zegt Shekhar.
Ze geven hun geld om bumb op hun voorhoofd te laten tatoeëren.
Ze voeren ze dronken en laten ze samen vechten. Of een filmpje van een dronken man die in slaap was gevallen in bad terwijl hij het hete water had laten lopen. Op de film kan je zien hoe zijn lichaam in het water gekookt wordt, zegt Coryn.
Er is een rechtszaak gekomen van een van de zwervers. Hij heeft geld geëist omdat een van de jongeren zo stom is geweest te zeggen hoeveel exemplaren van het filmpje hij verkocht heeft.
Jullie hechten teveel waarde aan het lichaam, zegt Shekhar. It's a cultural thing.
A head of a cow in an glas cage being eaten by maggets, that’s art in this country.

1 augustus 2006
no picture pleases...»

31.7.06

vliegenpoep

Annabel, de pregnante actrice zit aan de bar. Ze is extrovert uit overtuiging. De extroverte actrice is vegie. Ze is verontwaardigd over de behandeling van koeien en varkens. Annabel heeft een commissariaat bij een ijsjesfabrikant. Ze is commissaris bij een ijsjesfabrikant.
In haar cv maakt ze reclame voor deze ijsjesfabrikant. Het is de ijsfabrikant met de aanstellerige smaken, fudge met chocola en andere aanstellerige combinaties.
Het ijs wordt op een eerlijke manier gefabriceerd.
De actrice zet zich in voor een eerlijke wereld. Er zijn goede en foute manieren om ijs te maken. Zij wil bij de goede horen. Ijsjes maken op de goede manier. Vlees eten is altijd fout. Dat is doden en dat mag niet. Ik maak nog geen vlieg dood, zegt Annabel.
Alleen de vlooien van de hond. Die wel. Maar dat is tegen haar overtuiging. Annabel heeft een vlieg in de jus d orange. Ze zegt, ik eet geen beesten. Ze reikt het glas over de bar en eist een nieuwe jus d'orange.
Ik vis ze er altijd uit de verdronken vliegjes in mijn drankje. Mijn immuunsysteem kan de bevuiling van een klein vliegje in een poel jus d orange wel aan. Annabel is niet vies van de vlieg. Vliegje. Annabel beroept zich op haar principes. Geen vlees eten geeft recht op een schoon vliegvrij glas jus d orange. Ik heb wel affiniteit met dit humane wereldbeeld. Heb het zelfs een tijdje volgehouden. Humaan beleid voor alle beesten in mijn huis.
Vliegen, spinnen, en andere kruipende of gevleugelde beestjes zijn welkom. Ik beloof ze niet te doden. Wil er alleen geen last van hebben. De spinnen betrekken het plafond waar ze ingenieuze kunstwerken spinnen. De nachtvliegjes zwermen met velen rond de zestig watt peertjes. De mug, om een reden die ik niet ken is er altijd maar één, de mug zoekt een plek op de muur en wacht de avond af. Grote spinnen, maken diagonalen over de houten vloer, snel rennend. Pissebedden hebben een voorkeur voor de kale witte muur en kruipen traag omhoog. Ze maken willekeurige tochten over de muur en het plafond en weer terug alsof ze hun oriëntatie kwijt zijn op de witte ondergrond. Dikke vliegen vliegen met veel lawaai de kamer in en zoeken protesterend de weg weer naar buiten. Kleine vliegen maken onder schijnbare invloed van onzichtbare elektrische stralen of ondergrondse aardstralen een onlogische dans rond de lamp. Op en neer en weer terug en laten zich niet onder zachte dwang naar buiten leiden, als motten naar het licht, vliegen ze dwangmatig steeds dezelfde route. Ik spreek met de dieren af, leven en laten leven. Al te grote spinnen worden buiten de deur gezet en nachtvlinders die in paniek tegen de ramen vliegen worden in jampotjes gevangen en in de buitenlucht weer vrijgelaten, de kleintjes mogen blijven. Het is een warme zomer, citroen, lavendel, geurkaarsen, houden de mug niet tegen. De mug wil bloed. Mijn bloed. Ik kruip onder de lakens. Wrijf mijn armen door de lavendelplant. Brandt wierook. Geurkaarsen. De mug is een volhouder. Hij wacht af en zoekt een plekje ongegeurde huid. Prikt en zuigt. Ik dood de mug. Hij was gewaarschuwd, leven en laten leven, bloed zuigen hoort daar niet bij. De plek van de mug wordt ingenomen door een andere mug. Buiten zie ik grote zwermen muggen. Wie bepaalt het territorium. De exclusieve aandacht voor mij vraag ik me af.. Een op een, is dat de machtsverhouding van mug tot mens? Ik verlies, elke avond wordt ik gestoken, niet een keer maar vaak. Als ik de mug niet op tijd onderschept met de avondkrant, wordt ik gestoken en nog eens gestoken. Het liberale beleid wankelt, de muggen steken, de spinnen annexeren het plafond, de pissebedden jagen het bezoek angst aan en de vliegen landen op het ontbijt. Houtwormen doen een aanval op de vloer, motten wonen in mijn wintertruien en eten daar grote gaten uit en de vliegen poepen. De vliegen poepen op mijn witte kleren en op de Dikke van Dale. Het is de vliegenpoep. Het is de spinnenpoep. Poep is de grens. Kleine vieze vlekjes op de kleren, op de boeken, op de muren en wie weet poepen ze wel op het eten. Dat de muggen me verminken met hun vampirisme, dat wormen zich tegoed doen aan de vloerplanken, dat maden ontpoppen uit de bedorven biefstuk, het zijn de wetten van de natuur, maar ontlasting achterlaten op boeken en op het aanrecht en overal ze poepen overal. Wie zoveel tolerantie bepleit is een evolutionaire mislukking. In de survivall-fitnes wil ik niet ondergepoept worden. En dan is er nog de steenmarter, hij is op zolder ingetrokken. Elke nacht neemt hij nieuwe dode beesten mee, de kleine kadavers gaan heel erg stinken. De steenmarter is een nachtdier, als ik wil slapen, gaat de steenmarter spelen, het is een vrolijk beest. Hij rent over de zolder heen en weer.. Naast gevangen dode beesten sleept hij van alles mee. Speelgoed door kinderen vergeten. Rommeltjes. Hij rent over de zoldervloer, speelt met de gevonden trofeeën en maakt veel lawaai. Hij knaagt de zolderisolering aan flarden en hij poept, dikke ronde drollen, die weeïg stinken. De steenmarter is een beschermde diersoort. Doden mag niet. Wegjagen wel. Een stukje kippengaas zorgt ervoor, dat de steenmarter niet meer op haar zolder kan komen. Na een paar weken verdwijnt de stank van de poep. Ik besluit dat de beesten nog even geduld moeten hebben eer ze zich mogen uitleven op mijn sterfelijke lichaam. Verwijder de spinnenwebben. Zuig de pissebedden op en maak jacht op de motten met mijn beste parfum. Vliegen en muggen krijgen strikt vliegverbod binnen de witte muren. Zwarte kevers, mieren en maden een kontaktverbod.

De kinderen spelen buiten. Ze hebben een insectenparadijs gemaakt in een plastic bakje met takjes en blaadjes. Na lang zoeken hebben ze drie spinnen en een mier gevangen. De kleine spin heet Skewie of SW of stom wijf. De twee grote spinnen heten LichtBruin en DonkerBruin. LB of licht begaafd en DB of dom blondje. De mier heeft geen naam gekregen.
Het gaat regenen. LB en DB ontsnappen. Skewie verdrinkt.
Geen dieren dood maken, zeg ik. Geen dieren dood maken.



31 juli 2006
no picture pleases...»

27.7.06

blue baby

Geen vlees, zegt Karin.
Ze weigert het bord bitterballen dat onder haar neus wordt gehouden.
Acht kilo, zegt ze en trekt haar broek op, acht kilo.
Ik ben acht kilo kwijt.
Karin woont in NY en is op bezoek in NL. In NY is het eten anders. Meer suiker. Meer vet. Dat vet moet er afgetraind. Ze gaat naar de sportschool. De fat women’s gym. Het stimuleert, de afwezigheid van mannen. Ze wordt gemeten en gewogen. Elke pound elke inch verlies wordt gevierd. Ze krijgt congratulations-cards thuis gestuurd. Na vier maanden afvallen hangt ze op het prikbord als de biggest loser of the week.
Wat een onzin, zegt Karin en toch ben je teleurgesteld als je geen complimentjes krijgt.
Hoe snel je went aan the American way.
The biggest loser zijn, dat is positief.
Bitterballen eet ze niet. De bitterballen zijn voor Jenna. Jenna woont in NY.
In NY kan ze geen bitterballen eten. Jenna developed a crave for bitterballen in NY.
Jenna houdt erg van bitterballen. Karin eet ze niet. Geen vlees. Haar vriend wel.
Hij eet bitterballen en sla en zijn dit pijnboompitten wil hij weten.
I love pine-tree-seeds, zegt hij. Hij eet de zalm. De forel. De mozarella met balsamico, tomaatjes en basilicum. De radijsjes. De augurken. De uitjes en de kaas.
Kruidenkaas. Oude kaas.
In NY kan je geen lekkere kaas kopen, zegt Jenna. Zal ik een winkel beginnen met bitterballen en kaas en koffie...
En beer, zegt Shaker.
Welke kaas is het, vraagt Karin die een voedselallergie heeft.
Het is Nederlandse kaas en Nederlandse kaas kan ze verdragen.
En anders merken we het wel, zegt Shekhar. She'll get red spots all over.
De kaas valt goed.
Hoe is het met de gezondheid, vraagt Jenna.
Jenna heeft baby Jana op schoot. Haar offspring is secured. Ze overweegt een tweede kind.
Hoe is het met de gezondheid, vraagt ze aan Karin die probeert zwanger te worden.
Good, good, the liver is slightly enlarged, its big, not very big, but bigger than normal.
Karin spreekt Engels. Haar man komt uit India. Zij zelf uit België.
It is big, my liver. But not too big.
You live in boroughed time anyway, zegt Shekhar. You are a blue baby. In my country blue baby’s die. My parents wanted two children. Only two. Their second child was a blue baby. It died and then they had me. So I owe my live to a blue baby.
So you owe your live to a blue baby and now you are stuck up with one. That’s your punishment, zegt Karin, een blue baby, een vrouw met aangeboren hartafwijking en voedselallergie die liever geen vlees eet en nu graag zwanger wil worden.
Shekhar zegt niks. Hij komt uit India. Hij gelooft niet in punishment.
Hij kijkt naar Jana op Jenna’s schoot. De baby van drie maanden oud. Hij stopt zijn vinger in haar mond. Jana kijkt verbaasd. De vinger smaakt naar vis, pijnboompitten, bitterballen, basilicum en tomaatjes.


28 juli 2006
no picture pleases...»

26.7.06

de parende egels

er zit een muis achter de gipsplaten in de kamer. ik loop naar de badkamer. uit de badkamer komen ook geluiden. zit er ook een muis in de badkamer? is de muis achter de gipsplaten ontsnapt? ik ren naar beneden. ren weer naar boven en weet niet wat ik moet doen. ik denk dat de muis door de badkamer vloer in de badkamer terecht is gekomen, maar als er een muis ontsnapt is kunnen de anderen ook weg. ik loop weer naar bedenen en hoor de muis in het plafond. nu is het hele huis vol dieren. weet niet wat ik moet doen. ik loop weer naar boven, de muis maakt veel lawaai op de badkamer. teveel lawaai voor een kleine muis. het is zeker dat er iets levend in de badkamer aanwezig is. hoe kan dat nou? ben een uurtje geleden in bad geweest. toen hoorde ik de muizen nog in de vloer. alle ramen zijn boven dicht. hoe is dat beest in de badkamer gekomen? is het wel een muis? ik hoor gepiep. het klinkt niet als een muis. misschien is het een rat. het beest probeert via de vensterbank door het raam te ontsnappen. ik hoor iets tegen het raam bonken. buurman hoort het geluid ook en begint op de muur terug te bonken. het raam. als er iets voor het raam zit zou ik dat van buiten kunnen zien. ik steek de straat over en kijk omhoog naar het badkamer-raam. er zit een vogeltje achter het raam. een jonge vogel. hoe is die daar terecht gekomen? zet het raam open en bevrijd de vogel. wat een ingewikkelde weg heeft hij afgelegd om helemaal in de badkamer achter de gordijnen terecht te komen. door de kamer een bocht naar rechts, een bocht naar links, de trap op, weer een bocht naar rechts, een scherpe bocht naar links en rechts het hoekje om de badkamer in en dan het enige raam vinden waar de gordijnen dicht zijn. vreemd.
die vogel is gewoon naar binnen gevlogen en in paniek geraakt, zegt Wil.
vogels die een huis binnenvliegen kondigen aan dat er iemand gaat sterven.


...op de camping. ik kon niet slapen er was een geluid. het leek wel varkens. schreeuwende varkens. het waren twee parende egels. dat is een geluid.. ik kon er niet van slapen, zegt Janine en een uil heb je die al eens gehoord dat is ook... en de nacht erna waren ze weer bezig die egels..
stamina, zegt Wil.
wat heeft dat er nou mee te maken, zegt Janine.
wat is stamina?
uithoudingsvermogen.
oh ja, dat klopt toch wel, staminerende egeltjes..


26 juli 2006
no picture pleases...»

25.7.06

huismuis

Schrik wakker.
Zit de merel weer in de laurierstruik kabaal te maken op zoek naar pieren en insecten?
Het is niet de merel in de laurierstruik.
Het is een muis.
Er zit een een muis achter de gipsplaat vlak naast mijn bed. Gevangen. Opgesloten.

Mijn huis is een oud huis.
Zus zegt, je moet stucen niet gipsplaten.
Zus kent een stukadoor maar die komt niet.
Ik ken iemand die doet in gipsplaten.
Hij zegt, je moet niet stucen. Je moet gipsplaten.
Zus zegt, je moet geen gipsplaten nemen want van gipsplaten krijg je muizen.
En nu heb ik muizen. Ze zitten tussen de gipsplaten en de muur.
Wat een onzin, dacht ik. Muizen. Hoe komen muizen tussen de gipsplaten en de muur?
Maar als ze er eenmaal tussen zitten komen ze er niet meer uit.
Die komen door een roostertje in de spouwmuur.
Daar moet je maar eens naar kijken of je roostertje kapot is, zegt Broer.
Ik snap niet wat ze daar doen.
Die komen door een roostertje in de spouwmuur.
Dat geloof ik wel. Maar wat ik niet snap is wat ze daar gaan doen. Er is geen eten. Na een paar dagen zijn ze dood.
Muizen zijn stom, zegt Schoonzusl. Ze is biologe. Ze heeft verstand van dieren...

Waarom komen ze niet gewoon door de deur naar binnen gelopen?
De terras deur staat altijd open. Ze kunnen zo doorlopen naar de keuken en daar is eten.
Waarom kruipen ze via een roostertje tussen de gipsplaten... maken een hoop kabaal en gaan dan dood....
En dat stinkt, zegt Broer.
Muizen zijn stom, zegt Schoonzus.
Op de camping in de tent. Overal lag eten en wat eten ze op de muizen? Het dopje van de wijnfles. Dat is nog van plastic ook. Het dopje van de wijnfles afgeknabbeld. Nee. Muizen zijn stom.
De vorige keer was het 1 muis. Nu zijn het er meer dan 1. Ze rennen boven mijn hoofd knabbelen en knagen. Wat kan je doen. Wat kan ik er aan doen? Ik denk, laat ze maar zitten. Zielig, maar ik kan er niks aan doen. Ze kunnen er niet uit. Tenminste...er lopen twee buizen van de radiator door het plafond. Het gat is wat ruim gezaagd. Daar zouden ze door kunnen ontsnappen. Ik heb het gat dicht gepropt met papier. Dat was vanwege de strontvliegen van de steenmarter op zolder. De strontvliegen zijn allang weg en het papier zit er nog in.
Afkitten, zegt Broer.
Dat had ik beter kunnen doen, want opeens hoor ik die muizen in de buurt van dat gat en zie ik het papierpropje bewegen. Ik denk, zo dadelijk valt er een muis door dat gat in de kamer.
Ben jij zo bang voor muizen.. je moet in therapie, zegt Schoonzus.
Belachelijk. Ze doen niks. Ze zijn banger van jou dan jij van hun.
Ze doen niks. Spitsmuizen, dat zijn lelijkers. Die gaan op hun achterpootjes staan en blazen, zegt Schoonzus.
Maar ze bijten niet?
Ze bijten wel. Maar jij hebt geen spitsmuizen en ook geen veldmuizen. Jij hebt stadsmuizen. Die zijn maar zo klein. Weet je hoe die heten in het latijn?
Nee, dat weet ik niet.
Een mus musculus.
Een mus musculus is een...
Huismus, zegt de moeder.
Niet mus. Muis.
Huismuis.


26 juli 2006
no picture pleases...»

24.7.06

dagje aan het strand

is dit de tram naar Scheveningen, vraagt de vrouw die net uit de trein gestapt is.
dat zie je toch, snauwt de man. als er een rij staat is het de tram naar Scheveningen. 

neem de tram naar Scheveningen. vandaag stap ik in, ook al zit de tram zo vol. vandaag is het te warm om te lopen. de lucht is te vochtig. dat zeggen de conducteurs in de trein. de regen van gisteren gaat verdampen en nu is de lucht te vochtig. stap in de volle tram en posteer me voor de deur om andere reizigers te ontmoedigen in te stappen. de tram zit vol er kan echt niemand meer bij. het helpt niet. elke halte komen er meer mensen bij.
de tramreizigers zijn schaars gekleed. ik voel een arm, een been. huidkontakt. zweterig huidkontakt. een gezin met een kind in een karretje wil ook mee. het karretje wordt niet ingeklapt maar met kind en al de tram in getild.
ik help wel, zegt de vrouw die haar hele leven al op Scheveningen woont.
nu sta ik klem tussen een karretje en de deur. de elleboog van de vader stompt in mijn middel. de vader zegt dat hij zijn auto heeft geparkeerd en nu het laatste stukje naar het strand met de tram reist.
zie je wel, zegt hij tegen zijn vrouw. zie je wel, hoe ver het nog is. het kost 18 Euro. parkeren aan het strand kost 18 Euro, zegt de man. 18 Euro dat is 45 gulden. dat is nergens goed voor.
nu staat hij gratis geparkeerd. zie je hoe ver het lopen is, zegt hij tegen zijn vrouw die geen antwoord geeft.
het verbaast me hoeveel mensen hun strippenkaart afstempelen. hoe kan je kaartjes controleren in een volle tram?
een mevrouw stapt in. ze is vroeger hippie geweest en nu is ze een hippie-mevrouw. de haren in een blonde staart met versierinkjes in vrolijke kleuren en belletjes en kwastjes. ze draagt een lange jurk en een sjaal met glitter spiegeltjes erop. haar mond is lichtroze ingekleurd. er zit een stukje lippenstift boven de contour van haar lip. ze zou beter een andere kleur lippenstift kunnen dragen die donkerder is en modieuzer maar het lichte roze past mooi bij haar pastelkleren. halte Laan Copes van Cattenburg. er stappen controleurs in.  twee in de voorste wagons. twee in de middelste en twee in de achterste. nu zit ik klem tussen een kinderwagen en een tramkaartjes controleur met een slechte adem. in de tram vind vliegensvlug een demografische schifting plaats. de controleur telt een twee drie vier vijf zes....en zeven, zeven jonge jongens springen uit de tram. dat wordt nog een heel stuk lopen naar het strand. hebben die geen kaartje vraagt de roze lippenstift mevrouw.
nee, zegt de controleur. zij hebben besloten dat dit hun eindhalte is. gaat u er niet achteraan, vraagt de man die zijn auto gratis geparkeerd heeft. de controleur lacht, neuh zegt hij, ze zijn met teveel..
de lippenstift mevrouw haalt ongevraagd haar kaartje te voorschijn en toont het aan de controleur die helemaal geen aanstalten maakt om kaartjes te controleren. de tram zit vol er is geen doorkomen aan.
als u het persé wil weten, zegt hij, u heeft te weinig gestempeld. we zijn net voorbij de zonegrens gereden. dit is de zonegrens.
oh, zegt de mevrouw, wat moet ik nu doen.
een zone bijstempelen. dat mag eigenlijk niet. maar als u het persé wil weten..
dit is al de tweede keer dat ik vandaag gecontroleerd wordt, zegt de vrouw. ik ben alleen maar even een brief gaan wegbrengen naar de advocaat en ik stap uit en daar waren jullie ook al en ik laat mijn kaartje zien en ik zeg ik stap niet uit omdat jullie instappen hoor, ik moet een brief wegbrengen naar mijn advocaat en ik breng de brief naar mijn advocaat en ik stap weer in de tram en nu wordt ik weer gecontroleerd, ik dacht, ik breng even een brief naar mijn advocaat en nu ben ik al twee keer gecontroleerd en u zegt dat ik niet goed gestempeld heb? 
dit is de zonegrens.
maar ik ben net ingestapt, het is maar een klein stukje, ik ben alleen maar even naar mijn advocaat geweest om een brief af te geven en u zegt dat ik voor dat stukje een extra strip moet stempelen?
ja, zegt de controleur. elke keer als hij praat komt er een vies geurtje uit zijn mond.
ik kom hier normaal nooit, ik moest alleen een brief afgeven voor mijn advocaat, dus als ik dat stukje gelopen was had ik geen extra strip hoeven stempelen?
dit is de zonegrens.
de verdere reis naar Scheveningen blijft de vrouw herhalen dat ze een brief heeft afgeven voor haar advocaat maar er is niemand die informeert naar de dringende inhoud van die brief.
de controleurs stappen na twee haltes weer uit. ze wachten op de volgende tram waar het groepje jongens inzit dat probeert alsnog zonder kaartje met de tram aan het strand te komen. ze worden opgejaagd door zes potige controleurs die niet terugschrikken voor een zweterige volle tram met plakkerige badgasten.

op de boulevard-weg staat een lange lange file van mensen die wel 18 Euro willen betalen voor een parkeerplek vlak aan het strand. vlak aan het strand is het vol. loop door naar het naaktstrand. naakte mensen zijn mooier dan badpak mensen. kijk om me heen. twee mannen staan te praten. ze staan in hun blootje buiten gehoorsafstand. de ene man draagt een blauwe bandana op zijn hoofd en de ander heeft een krul-snor. in het echte leven draagt hij een bril maar die heeft hij nu opgeborgen in een brillenkoker. de man met de snor gebaart naar de zee. daar ligt Engeland...ik denk dat de andere man een Duitser is. Dort liegt England, zegt de snor. ik denk dat de mannen elkaar niet kennen want ze gaan niet zitten en ze staan te ver uit elkaar. de snor stel voor om in het water te gaan. ze lopen tot kniehoogte in het water en slenteren heen en weer. de snor gebaart weer richting Engeland. ze lopen verder. het lijkt alsof ze een gesprek voeren over de hypotheekrente zo serieus kijken ze. de snor raapt iets op uit het water en laat dat aan de bandana zien. de Duitser knikt. de afstand tussen hun beide is nog steeds die van vreemden en ik geef snor weinig kans. ik denk dat zijn Engeland verhaal niet veel indruk maakt. ze zouden elkaar nu toch al aangeraakt moeten hebben. huidkontakt. geen huidkontakt.
ze lopen terug naar hun handdoekjes. de bandana gaat op zijn handdoek liggen met zijn rug naar snor toe, pakt een boek en gaat lezen. 
het is niks geworden.
snor trekt zijn broek aan, zet zijn bril op, trekt zijn slippers aan en loopt tussen de vrijende paartjes door het strand af.
op de terug weg is de tram weer vol. probeer mijn strippenkaart te stempelen. geef een duwtje tegen een jongen achter wiens rug ik een stempelmachine vermoed. hij gaat met tegenzin opzij. hij is kapot, zegt hij.
kijk naar de stempelmachine in rode letters staat dat de machine buiten bedrijf is.
ach, zegt de jongen laat toch.
er zijn controleurs, zeg ik.
ach, zeg de jongen, het is niet mijn probleem, ik moet er de volgende halte uit.
bij elke halte verwacht ik het controleurs-team maar het is zes uur, ze zijn naar huis. in de trein is wel controle. de conducteur zegt tegen de jongen die twee stoelen voor me zit, dit is de eerste klas. zit je hier nu nog steeds. jij hebt een tweede klas kaartje. als je hier dadelijk nog zit, laat ik je bijbetalen. de jongen staat traag op en loopt naar de deur. eerste klas wijst hij naar de 1 boven de deur. en jij tweede klas, zegt de conducteur. badgasten uit de tram stommelen door de trein, ze stoten tegen me aan met hun plastic koeltassen. alweer huidkontakt. een vrouw met bruine benen en een te kort rokje zegt. mensen die in de eerste klas zitten...die zijn..die hebben...mensen die in de eerste klas zitten die hebben teveel geld. ze is blij met haar conclusie en loopt door. het wordt weer stil. het enige geluid is het gezoem van de airconditioning.



24 juli 2006
no picture pleases...»

19.7.06

donkey limerick

a desperate easel from Mass
mated a merrie in class
my name is donkey
to rhyme with monkey
but she says I think your a Jackass

the merrie gave birth to mule Hinny
who looked surprisingly skinny
I got knocked up by an ass
right in my very arse
thats why the horse looks so mini

mule Hinny says I feel very fertile
but mums says can’t be you are sterile
your chrooms do not mix
it’s nothing you can fix
you never have your own little Careline


easel Dutch ezel, German Esel in both languages the word refers to both the animal(donkey)and to an easel as well
Mass short for Massachusetts
merrie mare, female horse
Jackass a donkey an ass a male donkey Jack makes Jackass
Hinny a male horse can be crossed with a female donkey to produce a hinny. a male donkey can be crossed with a female horse to produce a mule. So this mule named Hinny started her live with total gender confusion
ass the standard word for donkey was ass, in the late 18th century the word donkey started to replace ass almost centainly to avoid confusion with the word arse, which had become to be pronounced the same way. 
mini small
chrooms chromosome
Careline someone you can care for

20 juli 2006
no picture pleases...»

18.7.06

beestjes in het bloed

ik heb beestjes in mijn bloed, zegt de man. dat zegt de dokter. beestjes.
de man ziet geel en rood. geel van de lever die niet goed werkt en rood van de koorts.
hij zit op de rand van het bed. het hoofd naar beneden.
zijn hand aan de stang van het karretje met het infuus en de antibiotica.
de vloeistof drupt in een slangetje dat in de pols van de man verdwijnt.
er zit een blauwe plek op zijn arm.
misgeprikt, zegt de man. misgeprikt.
naast de man ligt een jongen. de jongen heeft ook een karretje.
een vers potje urine staat op zijn tafeltje. hij mag bijna naar huis.
daarnaast ligt een man zonder infuus. hij kijkt televisie met zijn ogen dicht en kreunt.
hij heeft een pleister.
de pleister begint in zijn nek loopt dwars over zijn borstkas naar zijn onderbuik.
dat kan je zien omdat hij zijn hemd niet heeft dichtgeknoopt.
geen van de mannen draagt een pyjama. ze dragen weinig kleding.
het is warm. het is zomer. de lakens liggen op een rolletje aan de voeteinden van de bedden.
bijna alle mannen op de afdeling hebben een karretje en allemaal zijn ze lichtgekleed.
een kort broekje. een hemdje. een grote witte pleister die de wond afdekt.
het is de gal. de lever. de alvleesklier waar het deze mannen aan mankeert.
halfontblood lopen ze door de gangen met aan de hand een karretje.
het infuus. de wielen ratelen over de gladde vloer.
aan het infuuskarretje van de man hangt een zak en daarnaast een flesje. het flesje is leeg.
de zoutoplossing blijft gewoon doordruppelen ongemengd het bloed in. in het slangetje zit bloed.
dat is uit de arm gelopen richting infuus nu het infuus langzamer druppelt.
het is leeg, zegt de man. twee van die flesjes heb ik al gehad en nog steeds koorts.
ze is laat, zegt de man.
hij schudt zijn hoofd. het hoofd van een geslagen man die gewend is zelf de eerste slag uit te delen. zolang zijn arm verbonden zit aan het karretje mag hij niet naar huis en hij wil wel naar huis. zijn gal is verwijderd. acuut. het is nooit een bedachtzaam man geweest.
de urine is goedgekeurd de jongen mag naar huis. een nieuwe patiënt.
dubbele liesbreuk. hij beziet zijn kamergenoten. blote buikenmannen met pleisters.
korte broekjes, verwarde haren, chagrijn, geklaag over het ziekenhuiseten, zuinige kopjes thee drinkend en jus in kleine kalkaangeslagen dikwandige glaasjes, zweetlucht, halfopgegeten fruit van het bezoek. een treurig stapeltje kranten. diarree.
pardon, zegt de man en schuifelt met zijn karretje naar de wc. zijn broek zit half tussen zijn bilnaad, maar de man voelt het niet of heeft geen zin om zijn broek te fatsoeneren.
het is diarree, zegt de man.
zo zal ik niet worden denkt de dubbele liesbreuk. daar hoor ik niet bij maar na een paar uur wachten op de dokter slaat ook bij hem de berusting om in angst en de angst snauwt naar zijn vrouw die net iets te vaak zijn bedkastje rangeert.
ik heb er te lang mee gelopen zegt de man zonder galblaas. ik kom nooit bij de dokter.
de dokter kent me niet eens. misschien komt ze niet meer vandaag, zegt de man en kijkt naar de deuropening waar mannen met karretjes voorbij ratelen.
de artsen...de man veert op. zelfs zonder galreservoir kan hij zich nog steeds opwinden.
de artsen... ze komen elke ochtend in een optocht. zij, de dokter voorop.
ze geeft me een hand en zegt niks. de assistenten ook niet. ze staan wat te smoezen. dat hoor ik niet. de volgende dag komt ze weer, zegt niks en geeft me een hand.
dag mevrouw van de handjes, zeg ik. ze leest mijn kaart en gaat weg. ze vragen hoe het met me gaat. ik zeg goed. het gaat niet goed maar als ik zeg dat het goed met me gaat kan ik tenminste naar huis. ze prikken bloed, daar kunnen ze het aan zien. de verpleegsters houden het bij. ze kunnen alles zien. het is niet goed zeggen ze.
en het is mijn kleur. ik ben helemaal geel. dat valt op. dat valt niet te verbergen. als ik niet geel was geweest was ik niet naar de dokter gegaan. en rood. ik ben geel met rood. dat is van de beestjes, de beestjes in mijn bloed.
beestjes, vraagt de vrouw van de man zonder gal.
ach zegt de man. hij is bang en bang snauwt naar zijn vrouw. hij zet de koptelefoon van de televisie op en zapt naar het journaal.
als je televisie gaat kijken als ik op bezoek kom had ik me niet zo hoeven haasten zegt de vrouw maar de man antwoordt niet meer.
ze is zijn vrouw en tegen zijn vrouw snauwt hij zijn angst.
angst voor beestjes in zijn bloed.
zijn vrouw is er. nu kan hij naar het journaal kijken.


13 juli 2006
no picture pleases...»

2.7.06

de steenmarter

Voor het huis staat een besjesstruik. Voor het huis staan drie besjesstruiken.
Eén naast mijn voordeur. Eén naast de voordeur van buurman.
Eén midden onder het raam voor de symmetrie.
Ik hou niet van besjes-struiken.
De struiken hebben lelijke doornen en besjes...besjes...oranje besjes.
Eerst staat er geen besjes-struik. Eerst staat er een paarse Claminia naast mijn deur.
Een zieltogende paarse Claminia. Buurman wil van de Claminia af.
Hij heeft een strak symmetrisch bessen-struiken plan voor ogen. Dat verzwijgt hij.
Hij zegt als inleiding op zijn plan. Die Claminia ziet er niet uit. Zal ik hem uittrekken?
Ik protesteer niet erg overtuigend.
Buurman wint de eerste ronde met gemak.
Weet je wat. De Claminia bloeit nu. Ik trek hem uit als hij uitgebloeid is.
Dan zetten we er nieuwe planten neer. Daar overleggen we nog over.
Zijn laatste leugen stelt me gerust. Er wordt eerst overlegd.
Ik onderschat buurman. Ik onderschat zijn haat voor de slordige Claminia struik.
De struik met halfverdorde blaadjes en sprietige takken en zielige paarse bloemen.
Een paar dagen later is de Claminia verdwenen en staan er drie keurige bessenstruiken voor het huis. Zonder overleg. Buurman is trots. Ik heb geen verstand van tuinieren, zegt hij.
In het tuincentrum zeiden ze dat dit het beste was. Ze zijn niet kapot te krijgen.
Inderdaad lukt het niet de besjesstruik naast mijn deur te doen sterven.
Een liter chloor giet ik op de wortelstam maar nog geen geel blaadje is het gevolg.
Uit eerbied voor het milieu staak ik mijn pogingen de lelijke besjesplant te laten verschrompelen. Nu buurman via het plantenbeleid zijn en mijn huis een meer dan keurige aanblik heeft gegeven wordt het tijd voor wat tegenwicht. De slag om de planten heeft hij gewonnen. Hij heeft een vlaggenstok zonder overleg aan de gemeenschappelijke gevel bevestigd. Hij heeft met zachte dwang me ertoe overgehaald de lila kozijnen over te schilderen in gebroken geel. Buurman moet gestopt. De gemeenschappelijke ruimte heeft hij geannexeerd met keurige struiken en wapperende driekleur. Ik moet iets terugdoen. De natuur zelf helpt.

Die winter zitten de struiken zit vol besjes en dikke merels. Grote trossen oranje besjes en dikke merels die de besjes opeten. Een dag later zijn de struiken kaal. De stoep ligt vol poep. Op de stoep liggen poepjes van de vogels. Bruine kleine poepjes voor mijn deur. Bah.
Maak een emmer sop en ga schrobben. Heb geen poetsmiddel en gebruik teveel afwasmiddel. De stenen verdwijnt onder een dikke laag schuim die ik maar met moeite weggespoeld krijg maar mijn stoepje is weer schoon. Buurman komt aangelopen. Hij negeert de aanblik van de brede afwasmiddel-schuimrivier die richting de straat drijft.
We hebben een steenmarter, zegt hij.
Ach is hij weer terug, zeg ik. De steenmarter heeft bij mij op zolder gebivakkeerd en grote stinkende drollen achtergelaten. Buurman kijkt mij bestraffend aan. Nu ik de steenmarter de toegang tot mijn zolder verspert heb rent hij weer vrij op straat rond en daar heeft buurman last van.
Weet je wat dat is en hij wijst naar de poepjes.
Dat komt van die struik van jou, zeg ik. Dat is oranje besjes-merel-poep.
Merels? Nee, dat is van de steenmarter. Dat heeft hij in een avond afgegeten. Hij moet hele erge honger hebben.
Het is vogelpoep, zeg ik.
Nehee, zegt buurman. De vogels eten dat niet, die bessen. Die bessen zijn winterhard. Die hadden de hele winter..daar hadden we de hele winter.. hij heeft alles opgegeten. Buurman kijkt naar de kale bessenstruiken. Hij heeft alles opgegeten en toen diarree gekregen. Kijk. Buurman wijst naar de poepjes en ziet er een spoor in. Kijk..hier heeft hij gelopen.. zie je? Een spoor en toen is hij boven op mijn auto gaan zitten. Nu kan ik mijn auto gaan wassen. Hij zit bij mij in de tuin, de steenmarter. Hij is groot. Wel zo groot en de helft is staart. Hij legt overal steentjes neer. Als ik ze weg leg, legt hij ze weer terug. Dat is een markering, hè.
Noemen ze hem daarom steenmarter, vraag ik. Omdat hij steentjes neerlegt?
Buurman is even van zijn apropos af. Daar houdt hij niet van. Hij is leeraar en een leeraar heeft overal een antwoord op.
Het is ook niet zo. Een steenmarter heet steenmarter omdat hij graag in een rotsachtige omgeving vertoeft, niet omdat hij steentjes verplaatst in de tuin van de buurman.
En de plantenbakken, herstelt buurman zich..hij gooit alle grond uit de plantenbakken.
Bij mij doen de merels dat, zeg ik.
Nee dat doet de steenmarter, zegt Buurman. Ik ga straks ook schrobben, zegt hij.
Buurman heeft allang gezien dat ik alleen mijn stukje stoep heb geschrobd en daarbij veel teveel schuim heb gemaakt.

no picture pleases...»