27.8.06

kleine kop

Waarom heb jij zo’n kleine kop?
Waarom wil je dat weten?
Waarom heb jij zo’n kleine kop?
Onze lieve Heer verdeelt de grond onder de volkeren. Elk volk krijgt zijn eigen land. De Georgiërs zijn aan het feesten. Komen te laat. Al het land is al verdeeld. De heilige maagd Maria zegt, neem mijn land maar.
Ik geef jullie mijn land. Georgië is een prachtig land.
Waarom heb jij zo’n kleine kop?
De Zweden zijn aan het drinken. Het land wordt verdeeld onder de volkeren. Als de Zweden aan de beurt zijn voor hun stuk land zegt onze lieve Heer, hier, dit heb ik nog over en strooit een handvol kiezelsteentjes naar beneden. Zo komt Zweden aan zijn rotsen.
Voor Zuid-Limburg heeft onze lieve Heer een beetje dal en een beetje heuvel over. Daar is een gedicht over van Schillings. Dat moet je maar eens opzoeken. Hoe kom jij aan zo’n kleine kop?
Als het land verdeeld is en onze lieve Heer de lichaamsonderdelen uitdeelt laat ik iedereen voor gaan. Ik heb geen zin om in de rij te staan. Als ik aan de beurt ben, zijn er alleen nog maar kleine hoofdjes over.
Onze lieve Heer zegt, de hoofden zijn op. Je mag wachten op de volgende lichting. Er ligt nog een klein hoofdje. Geef me dat kleine hoofdje maar, zeg ik. Zo kom ik aan mijn kleine hoofd.
Is dat niet lastig zo’n kleine kop?
Ben met de Mickey-Mouse kop de stad in gegaan.
Nee! Ik zeg nog doe het niet.

Het is carnaval. Ik wil de stad in. Heb geen carnavalskleren. Er is wel een grote Mickey-Mouse kop. Ik wil de stad in. Het is carnaval. Heb geen carnavalskleren. In gewone kleren val je op met carnaval. Wil de stad in zonder op te vallen. Heb geen carnavalskleren. Wel een grote Mickey-Mouse-kop. Met een grote Mickey Mouse kop op, kan je ongemerkt de stad in.

Doe dat nou niet, die kop is niet van jou, die is van het theater. Doe dat nu niet.
Dat is toch onhandig met zo’n grote kop door de stad lopen.’

Ik zet de Mickey Mouse kop op mijn hoofd. De kop is gemaakt voor een ander model hoofd dan het mijne. Er is erg veel ruimte van binnen. Teveel ruimte. Een klein hoofdje in een grote piepschuimen Mickey.
De kop is veel te groot. Zakt steeds naar voren. Een blik in de spiegel. Mickey buigt zijn hoofd. Hij ziet er treurig uit met zijn gebogen hoofd. Twijfel. Als treurige Mickey de stad in of niet? Als treurige Mickey dan maar. Ik duw de kop in positie. Hij is te groot. Hij blijft voorover zakken. De ogen zitten te hoog. Het zicht is beperkt. Vlak vóór de voeten is het zicht nul. Stoepjes en opstapjes gaan op de tast.
Het stijve lopen komt de mimiek ten goede. Voetje voor voetje loop ik de stad in. De optocht begint bijna. Zo kan ik anoniem de stad in. Beetje kijken. Anoniem. Er wordt geroepen.
Mickey, Mickey.
Mickey, ze roepen Mickey.
Waar komt het geluid vandaan? De zichthoek is beperkt.
Draai een kwartslag. Probeer te zien wie roept.
Mickey, Mickey, we love Mickey, roepen twee jonge meisjes.
Probeer om me heen te kijken.
Mickey, Mickey, Mickey
Wat te doen? Zwaai aarzelend. Loop verder tussen de carnavalsvierders. Mensen roepen.
Mickey, Mickey
Zwaai. Peuters willen me een handje geven. Dat is nog best lastig op de gok. Het zal hun animistische beleving van de werkelijkheid zijn dat ze denken dat de echte Mickey Mouse is overgevlogen. Heb alleen de kop van Mickey. Geen handschoentjes. Geen Mickey schoenen.
Geen Mickey pantjes-jas. Gewoon mijn dikke winterjas heb ik aan. In de ogen van de kindjes ben ik de enige echte Mickey. Ben ontroert en opgelaten tegelijkertijd. Dit is niet de bedoeling. Heb die kop opgezet om op te gaan in de menigte. Nu ben ik de attractie zelf.
In een uur tijd maak ik tientallen mensen aan het lachen. Schud heel veel kleine handjes. Zwaai naar iedereen die ik tegenkom.
Carnaval is geweldig. Voor een groot hoofd is ook wat te zeggen.
Het wordt erg warm in de kop. Veel zie ik niet met het ding op.
Wil naar huis. Durf de kop niet af te zetten.
Overal kom ik kleine kindjes tegen die tegen me zwaaien en een hand willen geven.
Oh ik heb Mickey gezien, zeggen ze.
Ik heb het altijd een beetje sneu gevonden. Een baantje in Disneyland in een Mickeypak. Mickey zijn in een pretpark moet wel een ere-functie zijn. Iedereen lacht naar je. De kindjes die ik tegen kom zijn gelukkig. Eén dag Mickey en je chagrijn is over.
Volgend jaar weer. Als Mickey.
27 augustus 2006
no picture pleases...»

9.8.06

de hapjes van de koster

vervolg van soepele benen
Weet u hoe laat het is?
Ik draag de tijd niet bij me, zegt de vrouw maar toen ik thuis vertrok was het kwart voor acht. Ze staat voor me met haar fiets in de hand. Ik zit op een bankje en wacht tot de AH open gaat.
Er loopt een man voor de deur heen en weer, zeg ik tegen de vrouw.
De winkel zal wel zo opengaan. Komt u een ontbijtje kopen?
Nee, zegt de vrouw. Vijf uur sta ik op. Een uur stilte voor de Heer en dan ontbijt.
Ik ben altijd op straat. Praat met mensen. U kunt naar de dienst komen.
De dienst?
De vrouw slaat de flap van haar fietstas open en rommelt erin.
Ach, ik heb er geen meer. De traktaten zijn op maar ik heb wel...
Ze scheurt een post-it briefje van een blokje.
Immanuëlkerk Zondagen V.M 10.00 uur Tot spoedig weer te zien Van harte welkom Bedank!
Na afloop hoef je niet snel snel naar huis. Je mag blijven er is koffie en thee en hapjes. De koster maakt altijd hapjes. En soep. In de zomer hebben we geen soep. De mensen vroegen of we geen soep hadden terwijl het zo heet was.
Hebben we toch maar weer soep gemaakt, terwijl het zo heet was.
Een klein pannetje. Het is de tijd der tijden. God. Het is God.
De vrouw begint aan een lange verhandeling over het geloof en hoe dat gepraktiseert moet worden. Ze heeft haar verhaal al vaak vertelt want het komt er op Jehova-snelheid uit. Ik hoef niks terug te zeggen. Zij vertelt over God en ik luister. Dit is de tweede keer dat ik deze ochtend op snelheid ingehaalt wordt.
De grote strekking van het verhaal begrijp ik. Geloof in God. God bepaalt alles. Wacht er niet te lang mee, het einde der tijden is nabij en je weet maar nooit of je morgen nog leeft. Geloof in God en stel je dienstbaar op. Deze boodschap distilleer ik uit het ratelende gesprek.
De AH is al lang open en uit een ooghoek zie ik mensen met hun boodschappen de winkel uit lopen. Wil ook boodschappen gaan doen. De dorst wordt steeds erger. Eén avond teveel gedronken en ik wordt ge-evangeliseerd. De vrouw die mij deelgenoot wil maken van de vreugde van het geloof in God is een kleine Indonesische vrouw. Ze draagt een rood leren petje dat erg goed staat bij haar gelooide gerimpelde bruine huid. Ze draagt verrassend hippe kleren voor een gelovige evangeliste. Ze straalt en glimlacht en ze is zo enthousiast dat ik maar op het bankje blijf zitten en wacht totdat ze uitgesproken is.

Ik ben altijd op straat, zegt ze. Ik praat met de mensen. Ik vertel ze over God.
Mijn kinderen zijn zelfstandig. Mijn familie in Indonesië heb ik in de handen van God gelegd. Zodoende. Ik praat met jonge mensen en met mensen van uw leeftijd. Jonge mensen.. die muziek en ecstasy. Dat is de duivel. God ziet alles. Ik ben veel op straat. Ik zie een jongen met een brommer. De bus slaat rechtsaf en hij rijdt rechtdoor. De bus raakt de brommer en die vliegt naar de overkant van de weg.
De bus wil doorrijden maar de jongen heeft het gezien en schreeuwt. Ik weet dat je alles vergeet na een ongeluk. Ik zeg, je moet alles opschrijven en hier is mijn naam. Ik heb alles gezien. Ik ben getuige. Zijn jas was kapot en de brommer. Ik zeg, dat moet van de WA van die ander. De jongen is bij me thuis geweest en we hebben een reconstructie-tekening gemaakt. De bus sloeg rechtsaf en hij reed rechtdoor.
Dan heb je voorrang. Ik heb gezegd, kom naar de kerk. Ik heb hem een traktaat gegeven. Een maand later zag ik hem weer. Zijn jas was nieuw en de brommer gerepareerd. Dat is de liefde van God. Zodoende.

Vijf december. Dan is het druk in de winkels. Een jongetje raakt zijn ouders kwijt en God leidt hem naar de rand van de stoep precies waar ik loop. Dat is de liefde van God. De jongen huilt en ik vraag wat er is. Hij zegt ik ben mijn ouders kwijt geraakt. Hij pakt mijn hand vast en laat hem niet meer los. Ik heb altijd fris en snoep bij me. Ik ga met hem in een bushokje zitten. Ik geef hem wat drinken. Ik zeg, je weet toch wel waar je woont.
In Borgharen, zegt hij. Dat is niet ver. We nemen de bus. Welke halte moeten we uitstappen? Dat wist hij niet. De vrouw die achter me zat wist het wel. Dat is God. We stappen uit. Het is de één na laatste halte. Is het nu nog ver lopen naar waar je woont? En al die tijd houdt hij mijn hand vast. Hij heeft mijn hand niet los gelaten. En hij wist, hier rechtdoor en dan de hoek om. We lopen de straat in en dat ziet er vreemd uit. Ik met dat jongetje aan de hand. Bij ons zouden ze meteen naar buiten komen maar hier niet. Ze bleef achter het raam staan kijken wie die vreemde vrouw was met haar kind. Ik bel aan toen begreep ze het. Ik heb hun uitgenodigd in de kerk en vertelt over God. Ik ben altijd op straat. Ik breng blaadjes rond in Bosscherveld. Ik mag Bosscherveld doen. Hier achter in die dure flats heb ik ook blaadjes in de brievenbus gestopt. Tien. Dat is niet veel. Ze grijpt weer in haar fietstas. Ik heb er geen meer. Kom zondag en neem je familie mee.
Ik sta op.
Bedankt voor uw tijd, zegt de kleine Indonesische vrouw. Bedankt voor het gesprek. Een goede dag verder.
In de AH is ze al snel in gesprek met de verkoopster achter de sigarettenbalie. Zij spreekt.
Zij spreekt niet. Het is God die spreekt. Ik hoef niks te verzinnen, zegt ze.
God spreekt.
De verkoopster luistert geduldig naar de kleine sprekende God met het rood leren petje voor haar. Ze knikt van tijd tot tijd met haar hoofd. Ze zal zeker uitgenodigd worden om een soepje te komen eten na de mis zondag om tien uur in de Immanuëlkerk. En de koster zal hapjes maken. Ben wel benieuwd naar die hapjes. Maar eerst wat drinken.



10 augustus 2006
no picture pleases...»

soepele benen

Sta op zeven uur op. Niet om zes zoals bedoeld was.
Het flesje wijn van gisteravond is nog niet helemaal uitgewerkt.
Zware benen. Soepel rennen. Dat probeer ik. Soepel rennen.
Ver voor me rent een lange jongen. Hij draagt een rood t-shirt en een grijze broek van dunne stof. Het t-shirt en de broek zijn twee maten te groot. De dunne stof maakt golfjes om zijn lichaam. Soepel is zijn renstijl. Hij pauzeert en doet oefeningen. Vreemde oefeningen. Hij draait dansende rondjes met zijn heupen die de stof om zijn lijf nog meer laten vlaggen. Een rennende balletdanser. Na de oefeningen rent hij verder. Ondanks zijn vreemde stijl rent hij heel hard. Hij verdwijnt langzaam uit zicht. Ik zie hem nog net zijn flubberende t-shirt uittrekken. Hij bindt het om zijn heupen. Jammer dat hij zover vooruit rent. Ik kan niet zien hoe gespierd hij is. Hoor voetstappen achter me en wordt ingehaald door een meisje met een kort zwart stretch broekje en gespierde benen.
Ze heeft een IPod in een zwart elastiekje om haar arm. Op de maat van de muziek maakt ze sprongetjes. Ze rent twee keer zo snel als ik.
Het is de wijn. Het is dat ik nog niet zo lang aan het trainen ben. De lange vrouw met de hoofdband en slechte BH en grote borsten is er ook. Ook zij rent hard op muziek. Het is de wijn niet de muziek die mijn pas vertraagt. En dorst. Op de terug weg stop ik bij de AH. Even wat te drinken halen. De AH is nog dicht. Zal ik nog een stukje rennen totdat hij open is? Ga op een bankje zitten wachten totdat de AH open is.
Heb dorst. Teveel wijn gedronken gisteren. Hoe laat zou de AH open gaan? Acht uur denk ik. Ik heb geen zin om naar de ingang te lopen en de openingstijden te bestuderen. Er drentelt een man voor de deur.
De winkel zal wel zo opengaan. Een mevrouw met een fiets aan de hand stopt voor me.
Weet u waar de AH is, vraagt ze.
Ik wijs naar de AH.
Weet u hoe laat de AH open gaat?
Acht uur denk ik.
Weet u hoe laat het is?
Ik draag de tijd niet bij me, zegt de vrouw maar toen ik thuis vertrok was het kwart voor acht.
Ik draag de tijd niet bij me, zegt de vrouw.
Toen had ik het al kunnen weten.
verder lezen

9 augustus 2006
no picture pleases...»

3.8.06

een half pondje snijbonen

Midden op straat ligt een halfpondje snijbonen, een bosje wortelen met het groen er nog aan en vier tomaten in een kapot plastic zakje.
De groenten zien er nog vers uit. Verderop ligt nog een snijboon en ik kom nog twee worteltjes tegen en nog een snijboon.
Het dunne plastic zakje moet al eerder gescheurd zijn. De boodschappen zijn verloren en niet opgeraapt. Zou de eigenaar het niet gemerkt hebben? Hard fietsend over de hobbelige kinderkopjes in de regen.
Of wel gemerkt maar geen zin om af te stappen in de regen.
Geen zin om de groenten van het afvalt te verzamelen.
Zou iemand anders ze oprapen en er een gezonde maaltijd van bereiden?

Voor een Surinaamse musical heb ik de opdracht om een straat-verkoop-karretje te dressen. Ik ga naar de Surinaamse supermarkt en koop rijst, groenten in het zuur, frisdrank en fruit en exotische groenten.
Het karretje wordt gevuld en het ziet er authentiek en uitnodigend uit.
Na twee dagen is de kar leeg. De groenten, de rijst, de chips alles is weg. De Surinaamse cast heeft een maaltijd bereidt van de inhoud van de kar.
Maar dat zijn rekwisieten. Het is niet om op te eten.
Het zijn rekwisieten. Rekwisieten of niet. De Surinaamse spelers hebben er geen boodschap aan.
Het is eten en eten mag niet verspild worden.
De gemeentereiniging rijdt voorbij en bezemt de snijbonen, de worteltjes en de tomaten op.
4 augustus 2006
no picture pleases...»

1.8.06

Bodies

Ben naar de expositie van Bodies geweest.
Hoe was het?
Grosss.
Zijn het echte lichamen?
Ja en ze zeggen niet hoe ze eraan gekomen zijn.
Het zijn Chinezen. Dat is het communisme, zegt Shekhar.
In China ben je eigendom van de staat.
In India slaan ze jonge kinderen de benen stuk. Gehandicapte kinderen brengen meer op bij het bedelen. Mensen verkopen hun skeleton voor de wetenschap. Weet je wel wat ze daarmee doen? Ze nemen een been en gebruiken het om een auto te testen. Hoeveel schade aan je been ontstaat bij een crash en what if someone offers 20.000 dollar voor je kidney. Die Chinezen. How can they find out. There are biljons Chinese. Who knows.
Its a body. Its just a body. The soul is gone. Its not you.
We burn our bodies in India. That's not nice when your skin starts to bubble and its smelly when you burn somebody.
En de oudste zoon moet de schedel inslaan, zegt Coryn.

Waarom dan?
Zodat de ziel kan ontsnappen.
Ik schreef een stuk over homeless people en Shekhar liet me filmpjes op het internet zien van jonge mensen die bumbs geld geven om dingen te doen om daar films van te maken.
Bumbsfights, zegt Shekhar.
Ze geven hun geld om bumb op hun voorhoofd te laten tatoeëren.
Ze voeren ze dronken en laten ze samen vechten. Of een filmpje van een dronken man die in slaap was gevallen in bad terwijl hij het hete water had laten lopen. Op de film kan je zien hoe zijn lichaam in het water gekookt wordt, zegt Coryn.
Er is een rechtszaak gekomen van een van de zwervers. Hij heeft geld geëist omdat een van de jongeren zo stom is geweest te zeggen hoeveel exemplaren van het filmpje hij verkocht heeft.
Jullie hechten teveel waarde aan het lichaam, zegt Shekhar. It's a cultural thing.
A head of a cow in an glas cage being eaten by maggets, that’s art in this country.

1 augustus 2006
no picture pleases...»