31.7.06

vliegenpoep

Annabel, de pregnante actrice zit aan de bar. Ze is extrovert uit overtuiging. De extroverte actrice is vegie. Ze is verontwaardigd over de behandeling van koeien en varkens. Annabel heeft een commissariaat bij een ijsjesfabrikant. Ze is commissaris bij een ijsjesfabrikant.
In haar cv maakt ze reclame voor deze ijsjesfabrikant. Het is de ijsfabrikant met de aanstellerige smaken, fudge met chocola en andere aanstellerige combinaties.
Het ijs wordt op een eerlijke manier gefabriceerd.
De actrice zet zich in voor een eerlijke wereld. Er zijn goede en foute manieren om ijs te maken. Zij wil bij de goede horen. Ijsjes maken op de goede manier. Vlees eten is altijd fout. Dat is doden en dat mag niet. Ik maak nog geen vlieg dood, zegt Annabel.
Alleen de vlooien van de hond. Die wel. Maar dat is tegen haar overtuiging. Annabel heeft een vlieg in de jus d orange. Ze zegt, ik eet geen beesten. Ze reikt het glas over de bar en eist een nieuwe jus d'orange.
Ik vis ze er altijd uit de verdronken vliegjes in mijn drankje. Mijn immuunsysteem kan de bevuiling van een klein vliegje in een poel jus d orange wel aan. Annabel is niet vies van de vlieg. Vliegje. Annabel beroept zich op haar principes. Geen vlees eten geeft recht op een schoon vliegvrij glas jus d orange. Ik heb wel affiniteit met dit humane wereldbeeld. Heb het zelfs een tijdje volgehouden. Humaan beleid voor alle beesten in mijn huis.
Vliegen, spinnen, en andere kruipende of gevleugelde beestjes zijn welkom. Ik beloof ze niet te doden. Wil er alleen geen last van hebben. De spinnen betrekken het plafond waar ze ingenieuze kunstwerken spinnen. De nachtvliegjes zwermen met velen rond de zestig watt peertjes. De mug, om een reden die ik niet ken is er altijd maar één, de mug zoekt een plek op de muur en wacht de avond af. Grote spinnen, maken diagonalen over de houten vloer, snel rennend. Pissebedden hebben een voorkeur voor de kale witte muur en kruipen traag omhoog. Ze maken willekeurige tochten over de muur en het plafond en weer terug alsof ze hun oriëntatie kwijt zijn op de witte ondergrond. Dikke vliegen vliegen met veel lawaai de kamer in en zoeken protesterend de weg weer naar buiten. Kleine vliegen maken onder schijnbare invloed van onzichtbare elektrische stralen of ondergrondse aardstralen een onlogische dans rond de lamp. Op en neer en weer terug en laten zich niet onder zachte dwang naar buiten leiden, als motten naar het licht, vliegen ze dwangmatig steeds dezelfde route. Ik spreek met de dieren af, leven en laten leven. Al te grote spinnen worden buiten de deur gezet en nachtvlinders die in paniek tegen de ramen vliegen worden in jampotjes gevangen en in de buitenlucht weer vrijgelaten, de kleintjes mogen blijven. Het is een warme zomer, citroen, lavendel, geurkaarsen, houden de mug niet tegen. De mug wil bloed. Mijn bloed. Ik kruip onder de lakens. Wrijf mijn armen door de lavendelplant. Brandt wierook. Geurkaarsen. De mug is een volhouder. Hij wacht af en zoekt een plekje ongegeurde huid. Prikt en zuigt. Ik dood de mug. Hij was gewaarschuwd, leven en laten leven, bloed zuigen hoort daar niet bij. De plek van de mug wordt ingenomen door een andere mug. Buiten zie ik grote zwermen muggen. Wie bepaalt het territorium. De exclusieve aandacht voor mij vraag ik me af.. Een op een, is dat de machtsverhouding van mug tot mens? Ik verlies, elke avond wordt ik gestoken, niet een keer maar vaak. Als ik de mug niet op tijd onderschept met de avondkrant, wordt ik gestoken en nog eens gestoken. Het liberale beleid wankelt, de muggen steken, de spinnen annexeren het plafond, de pissebedden jagen het bezoek angst aan en de vliegen landen op het ontbijt. Houtwormen doen een aanval op de vloer, motten wonen in mijn wintertruien en eten daar grote gaten uit en de vliegen poepen. De vliegen poepen op mijn witte kleren en op de Dikke van Dale. Het is de vliegenpoep. Het is de spinnenpoep. Poep is de grens. Kleine vieze vlekjes op de kleren, op de boeken, op de muren en wie weet poepen ze wel op het eten. Dat de muggen me verminken met hun vampirisme, dat wormen zich tegoed doen aan de vloerplanken, dat maden ontpoppen uit de bedorven biefstuk, het zijn de wetten van de natuur, maar ontlasting achterlaten op boeken en op het aanrecht en overal ze poepen overal. Wie zoveel tolerantie bepleit is een evolutionaire mislukking. In de survivall-fitnes wil ik niet ondergepoept worden. En dan is er nog de steenmarter, hij is op zolder ingetrokken. Elke nacht neemt hij nieuwe dode beesten mee, de kleine kadavers gaan heel erg stinken. De steenmarter is een nachtdier, als ik wil slapen, gaat de steenmarter spelen, het is een vrolijk beest. Hij rent over de zolder heen en weer.. Naast gevangen dode beesten sleept hij van alles mee. Speelgoed door kinderen vergeten. Rommeltjes. Hij rent over de zoldervloer, speelt met de gevonden trofeeën en maakt veel lawaai. Hij knaagt de zolderisolering aan flarden en hij poept, dikke ronde drollen, die weeïg stinken. De steenmarter is een beschermde diersoort. Doden mag niet. Wegjagen wel. Een stukje kippengaas zorgt ervoor, dat de steenmarter niet meer op haar zolder kan komen. Na een paar weken verdwijnt de stank van de poep. Ik besluit dat de beesten nog even geduld moeten hebben eer ze zich mogen uitleven op mijn sterfelijke lichaam. Verwijder de spinnenwebben. Zuig de pissebedden op en maak jacht op de motten met mijn beste parfum. Vliegen en muggen krijgen strikt vliegverbod binnen de witte muren. Zwarte kevers, mieren en maden een kontaktverbod.

De kinderen spelen buiten. Ze hebben een insectenparadijs gemaakt in een plastic bakje met takjes en blaadjes. Na lang zoeken hebben ze drie spinnen en een mier gevangen. De kleine spin heet Skewie of SW of stom wijf. De twee grote spinnen heten LichtBruin en DonkerBruin. LB of licht begaafd en DB of dom blondje. De mier heeft geen naam gekregen.
Het gaat regenen. LB en DB ontsnappen. Skewie verdrinkt.
Geen dieren dood maken, zeg ik. Geen dieren dood maken.



31 juli 2006
no picture pleases...»

27.7.06

blue baby

Geen vlees, zegt Karin.
Ze weigert het bord bitterballen dat onder haar neus wordt gehouden.
Acht kilo, zegt ze en trekt haar broek op, acht kilo.
Ik ben acht kilo kwijt.
Karin woont in NY en is op bezoek in NL. In NY is het eten anders. Meer suiker. Meer vet. Dat vet moet er afgetraind. Ze gaat naar de sportschool. De fat women’s gym. Het stimuleert, de afwezigheid van mannen. Ze wordt gemeten en gewogen. Elke pound elke inch verlies wordt gevierd. Ze krijgt congratulations-cards thuis gestuurd. Na vier maanden afvallen hangt ze op het prikbord als de biggest loser of the week.
Wat een onzin, zegt Karin en toch ben je teleurgesteld als je geen complimentjes krijgt.
Hoe snel je went aan the American way.
The biggest loser zijn, dat is positief.
Bitterballen eet ze niet. De bitterballen zijn voor Jenna. Jenna woont in NY.
In NY kan ze geen bitterballen eten. Jenna developed a crave for bitterballen in NY.
Jenna houdt erg van bitterballen. Karin eet ze niet. Geen vlees. Haar vriend wel.
Hij eet bitterballen en sla en zijn dit pijnboompitten wil hij weten.
I love pine-tree-seeds, zegt hij. Hij eet de zalm. De forel. De mozarella met balsamico, tomaatjes en basilicum. De radijsjes. De augurken. De uitjes en de kaas.
Kruidenkaas. Oude kaas.
In NY kan je geen lekkere kaas kopen, zegt Jenna. Zal ik een winkel beginnen met bitterballen en kaas en koffie...
En beer, zegt Shaker.
Welke kaas is het, vraagt Karin die een voedselallergie heeft.
Het is Nederlandse kaas en Nederlandse kaas kan ze verdragen.
En anders merken we het wel, zegt Shekhar. She'll get red spots all over.
De kaas valt goed.
Hoe is het met de gezondheid, vraagt Jenna.
Jenna heeft baby Jana op schoot. Haar offspring is secured. Ze overweegt een tweede kind.
Hoe is het met de gezondheid, vraagt ze aan Karin die probeert zwanger te worden.
Good, good, the liver is slightly enlarged, its big, not very big, but bigger than normal.
Karin spreekt Engels. Haar man komt uit India. Zij zelf uit België.
It is big, my liver. But not too big.
You live in boroughed time anyway, zegt Shekhar. You are a blue baby. In my country blue baby’s die. My parents wanted two children. Only two. Their second child was a blue baby. It died and then they had me. So I owe my live to a blue baby.
So you owe your live to a blue baby and now you are stuck up with one. That’s your punishment, zegt Karin, een blue baby, een vrouw met aangeboren hartafwijking en voedselallergie die liever geen vlees eet en nu graag zwanger wil worden.
Shekhar zegt niks. Hij komt uit India. Hij gelooft niet in punishment.
Hij kijkt naar Jana op Jenna’s schoot. De baby van drie maanden oud. Hij stopt zijn vinger in haar mond. Jana kijkt verbaasd. De vinger smaakt naar vis, pijnboompitten, bitterballen, basilicum en tomaatjes.


28 juli 2006
no picture pleases...»

26.7.06

de parende egels

er zit een muis achter de gipsplaten in de kamer. ik loop naar de badkamer. uit de badkamer komen ook geluiden. zit er ook een muis in de badkamer? is de muis achter de gipsplaten ontsnapt? ik ren naar beneden. ren weer naar boven en weet niet wat ik moet doen. ik denk dat de muis door de badkamer vloer in de badkamer terecht is gekomen, maar als er een muis ontsnapt is kunnen de anderen ook weg. ik loop weer naar bedenen en hoor de muis in het plafond. nu is het hele huis vol dieren. weet niet wat ik moet doen. ik loop weer naar boven, de muis maakt veel lawaai op de badkamer. teveel lawaai voor een kleine muis. het is zeker dat er iets levend in de badkamer aanwezig is. hoe kan dat nou? ben een uurtje geleden in bad geweest. toen hoorde ik de muizen nog in de vloer. alle ramen zijn boven dicht. hoe is dat beest in de badkamer gekomen? is het wel een muis? ik hoor gepiep. het klinkt niet als een muis. misschien is het een rat. het beest probeert via de vensterbank door het raam te ontsnappen. ik hoor iets tegen het raam bonken. buurman hoort het geluid ook en begint op de muur terug te bonken. het raam. als er iets voor het raam zit zou ik dat van buiten kunnen zien. ik steek de straat over en kijk omhoog naar het badkamer-raam. er zit een vogeltje achter het raam. een jonge vogel. hoe is die daar terecht gekomen? zet het raam open en bevrijd de vogel. wat een ingewikkelde weg heeft hij afgelegd om helemaal in de badkamer achter de gordijnen terecht te komen. door de kamer een bocht naar rechts, een bocht naar links, de trap op, weer een bocht naar rechts, een scherpe bocht naar links en rechts het hoekje om de badkamer in en dan het enige raam vinden waar de gordijnen dicht zijn. vreemd.
die vogel is gewoon naar binnen gevlogen en in paniek geraakt, zegt Wil.
vogels die een huis binnenvliegen kondigen aan dat er iemand gaat sterven.


...op de camping. ik kon niet slapen er was een geluid. het leek wel varkens. schreeuwende varkens. het waren twee parende egels. dat is een geluid.. ik kon er niet van slapen, zegt Janine en een uil heb je die al eens gehoord dat is ook... en de nacht erna waren ze weer bezig die egels..
stamina, zegt Wil.
wat heeft dat er nou mee te maken, zegt Janine.
wat is stamina?
uithoudingsvermogen.
oh ja, dat klopt toch wel, staminerende egeltjes..


26 juli 2006
no picture pleases...»

25.7.06

huismuis

Schrik wakker.
Zit de merel weer in de laurierstruik kabaal te maken op zoek naar pieren en insecten?
Het is niet de merel in de laurierstruik.
Het is een muis.
Er zit een een muis achter de gipsplaat vlak naast mijn bed. Gevangen. Opgesloten.

Mijn huis is een oud huis.
Zus zegt, je moet stucen niet gipsplaten.
Zus kent een stukadoor maar die komt niet.
Ik ken iemand die doet in gipsplaten.
Hij zegt, je moet niet stucen. Je moet gipsplaten.
Zus zegt, je moet geen gipsplaten nemen want van gipsplaten krijg je muizen.
En nu heb ik muizen. Ze zitten tussen de gipsplaten en de muur.
Wat een onzin, dacht ik. Muizen. Hoe komen muizen tussen de gipsplaten en de muur?
Maar als ze er eenmaal tussen zitten komen ze er niet meer uit.
Die komen door een roostertje in de spouwmuur.
Daar moet je maar eens naar kijken of je roostertje kapot is, zegt Broer.
Ik snap niet wat ze daar doen.
Die komen door een roostertje in de spouwmuur.
Dat geloof ik wel. Maar wat ik niet snap is wat ze daar gaan doen. Er is geen eten. Na een paar dagen zijn ze dood.
Muizen zijn stom, zegt Schoonzusl. Ze is biologe. Ze heeft verstand van dieren...

Waarom komen ze niet gewoon door de deur naar binnen gelopen?
De terras deur staat altijd open. Ze kunnen zo doorlopen naar de keuken en daar is eten.
Waarom kruipen ze via een roostertje tussen de gipsplaten... maken een hoop kabaal en gaan dan dood....
En dat stinkt, zegt Broer.
Muizen zijn stom, zegt Schoonzus.
Op de camping in de tent. Overal lag eten en wat eten ze op de muizen? Het dopje van de wijnfles. Dat is nog van plastic ook. Het dopje van de wijnfles afgeknabbeld. Nee. Muizen zijn stom.
De vorige keer was het 1 muis. Nu zijn het er meer dan 1. Ze rennen boven mijn hoofd knabbelen en knagen. Wat kan je doen. Wat kan ik er aan doen? Ik denk, laat ze maar zitten. Zielig, maar ik kan er niks aan doen. Ze kunnen er niet uit. Tenminste...er lopen twee buizen van de radiator door het plafond. Het gat is wat ruim gezaagd. Daar zouden ze door kunnen ontsnappen. Ik heb het gat dicht gepropt met papier. Dat was vanwege de strontvliegen van de steenmarter op zolder. De strontvliegen zijn allang weg en het papier zit er nog in.
Afkitten, zegt Broer.
Dat had ik beter kunnen doen, want opeens hoor ik die muizen in de buurt van dat gat en zie ik het papierpropje bewegen. Ik denk, zo dadelijk valt er een muis door dat gat in de kamer.
Ben jij zo bang voor muizen.. je moet in therapie, zegt Schoonzus.
Belachelijk. Ze doen niks. Ze zijn banger van jou dan jij van hun.
Ze doen niks. Spitsmuizen, dat zijn lelijkers. Die gaan op hun achterpootjes staan en blazen, zegt Schoonzus.
Maar ze bijten niet?
Ze bijten wel. Maar jij hebt geen spitsmuizen en ook geen veldmuizen. Jij hebt stadsmuizen. Die zijn maar zo klein. Weet je hoe die heten in het latijn?
Nee, dat weet ik niet.
Een mus musculus.
Een mus musculus is een...
Huismus, zegt de moeder.
Niet mus. Muis.
Huismuis.


26 juli 2006
no picture pleases...»

24.7.06

dagje aan het strand

is dit de tram naar Scheveningen, vraagt de vrouw die net uit de trein gestapt is.
dat zie je toch, snauwt de man. als er een rij staat is het de tram naar Scheveningen. 

neem de tram naar Scheveningen. vandaag stap ik in, ook al zit de tram zo vol. vandaag is het te warm om te lopen. de lucht is te vochtig. dat zeggen de conducteurs in de trein. de regen van gisteren gaat verdampen en nu is de lucht te vochtig. stap in de volle tram en posteer me voor de deur om andere reizigers te ontmoedigen in te stappen. de tram zit vol er kan echt niemand meer bij. het helpt niet. elke halte komen er meer mensen bij.
de tramreizigers zijn schaars gekleed. ik voel een arm, een been. huidkontakt. zweterig huidkontakt. een gezin met een kind in een karretje wil ook mee. het karretje wordt niet ingeklapt maar met kind en al de tram in getild.
ik help wel, zegt de vrouw die haar hele leven al op Scheveningen woont.
nu sta ik klem tussen een karretje en de deur. de elleboog van de vader stompt in mijn middel. de vader zegt dat hij zijn auto heeft geparkeerd en nu het laatste stukje naar het strand met de tram reist.
zie je wel, zegt hij tegen zijn vrouw. zie je wel, hoe ver het nog is. het kost 18 Euro. parkeren aan het strand kost 18 Euro, zegt de man. 18 Euro dat is 45 gulden. dat is nergens goed voor.
nu staat hij gratis geparkeerd. zie je hoe ver het lopen is, zegt hij tegen zijn vrouw die geen antwoord geeft.
het verbaast me hoeveel mensen hun strippenkaart afstempelen. hoe kan je kaartjes controleren in een volle tram?
een mevrouw stapt in. ze is vroeger hippie geweest en nu is ze een hippie-mevrouw. de haren in een blonde staart met versierinkjes in vrolijke kleuren en belletjes en kwastjes. ze draagt een lange jurk en een sjaal met glitter spiegeltjes erop. haar mond is lichtroze ingekleurd. er zit een stukje lippenstift boven de contour van haar lip. ze zou beter een andere kleur lippenstift kunnen dragen die donkerder is en modieuzer maar het lichte roze past mooi bij haar pastelkleren. halte Laan Copes van Cattenburg. er stappen controleurs in.  twee in de voorste wagons. twee in de middelste en twee in de achterste. nu zit ik klem tussen een kinderwagen en een tramkaartjes controleur met een slechte adem. in de tram vind vliegensvlug een demografische schifting plaats. de controleur telt een twee drie vier vijf zes....en zeven, zeven jonge jongens springen uit de tram. dat wordt nog een heel stuk lopen naar het strand. hebben die geen kaartje vraagt de roze lippenstift mevrouw.
nee, zegt de controleur. zij hebben besloten dat dit hun eindhalte is. gaat u er niet achteraan, vraagt de man die zijn auto gratis geparkeerd heeft. de controleur lacht, neuh zegt hij, ze zijn met teveel..
de lippenstift mevrouw haalt ongevraagd haar kaartje te voorschijn en toont het aan de controleur die helemaal geen aanstalten maakt om kaartjes te controleren. de tram zit vol er is geen doorkomen aan.
als u het persé wil weten, zegt hij, u heeft te weinig gestempeld. we zijn net voorbij de zonegrens gereden. dit is de zonegrens.
oh, zegt de mevrouw, wat moet ik nu doen.
een zone bijstempelen. dat mag eigenlijk niet. maar als u het persé wil weten..
dit is al de tweede keer dat ik vandaag gecontroleerd wordt, zegt de vrouw. ik ben alleen maar even een brief gaan wegbrengen naar de advocaat en ik stap uit en daar waren jullie ook al en ik laat mijn kaartje zien en ik zeg ik stap niet uit omdat jullie instappen hoor, ik moet een brief wegbrengen naar mijn advocaat en ik breng de brief naar mijn advocaat en ik stap weer in de tram en nu wordt ik weer gecontroleerd, ik dacht, ik breng even een brief naar mijn advocaat en nu ben ik al twee keer gecontroleerd en u zegt dat ik niet goed gestempeld heb? 
dit is de zonegrens.
maar ik ben net ingestapt, het is maar een klein stukje, ik ben alleen maar even naar mijn advocaat geweest om een brief af te geven en u zegt dat ik voor dat stukje een extra strip moet stempelen?
ja, zegt de controleur. elke keer als hij praat komt er een vies geurtje uit zijn mond.
ik kom hier normaal nooit, ik moest alleen een brief afgeven voor mijn advocaat, dus als ik dat stukje gelopen was had ik geen extra strip hoeven stempelen?
dit is de zonegrens.
de verdere reis naar Scheveningen blijft de vrouw herhalen dat ze een brief heeft afgeven voor haar advocaat maar er is niemand die informeert naar de dringende inhoud van die brief.
de controleurs stappen na twee haltes weer uit. ze wachten op de volgende tram waar het groepje jongens inzit dat probeert alsnog zonder kaartje met de tram aan het strand te komen. ze worden opgejaagd door zes potige controleurs die niet terugschrikken voor een zweterige volle tram met plakkerige badgasten.

op de boulevard-weg staat een lange lange file van mensen die wel 18 Euro willen betalen voor een parkeerplek vlak aan het strand. vlak aan het strand is het vol. loop door naar het naaktstrand. naakte mensen zijn mooier dan badpak mensen. kijk om me heen. twee mannen staan te praten. ze staan in hun blootje buiten gehoorsafstand. de ene man draagt een blauwe bandana op zijn hoofd en de ander heeft een krul-snor. in het echte leven draagt hij een bril maar die heeft hij nu opgeborgen in een brillenkoker. de man met de snor gebaart naar de zee. daar ligt Engeland...ik denk dat de andere man een Duitser is. Dort liegt England, zegt de snor. ik denk dat de mannen elkaar niet kennen want ze gaan niet zitten en ze staan te ver uit elkaar. de snor stel voor om in het water te gaan. ze lopen tot kniehoogte in het water en slenteren heen en weer. de snor gebaart weer richting Engeland. ze lopen verder. het lijkt alsof ze een gesprek voeren over de hypotheekrente zo serieus kijken ze. de snor raapt iets op uit het water en laat dat aan de bandana zien. de Duitser knikt. de afstand tussen hun beide is nog steeds die van vreemden en ik geef snor weinig kans. ik denk dat zijn Engeland verhaal niet veel indruk maakt. ze zouden elkaar nu toch al aangeraakt moeten hebben. huidkontakt. geen huidkontakt.
ze lopen terug naar hun handdoekjes. de bandana gaat op zijn handdoek liggen met zijn rug naar snor toe, pakt een boek en gaat lezen. 
het is niks geworden.
snor trekt zijn broek aan, zet zijn bril op, trekt zijn slippers aan en loopt tussen de vrijende paartjes door het strand af.
op de terug weg is de tram weer vol. probeer mijn strippenkaart te stempelen. geef een duwtje tegen een jongen achter wiens rug ik een stempelmachine vermoed. hij gaat met tegenzin opzij. hij is kapot, zegt hij.
kijk naar de stempelmachine in rode letters staat dat de machine buiten bedrijf is.
ach, zegt de jongen laat toch.
er zijn controleurs, zeg ik.
ach, zeg de jongen, het is niet mijn probleem, ik moet er de volgende halte uit.
bij elke halte verwacht ik het controleurs-team maar het is zes uur, ze zijn naar huis. in de trein is wel controle. de conducteur zegt tegen de jongen die twee stoelen voor me zit, dit is de eerste klas. zit je hier nu nog steeds. jij hebt een tweede klas kaartje. als je hier dadelijk nog zit, laat ik je bijbetalen. de jongen staat traag op en loopt naar de deur. eerste klas wijst hij naar de 1 boven de deur. en jij tweede klas, zegt de conducteur. badgasten uit de tram stommelen door de trein, ze stoten tegen me aan met hun plastic koeltassen. alweer huidkontakt. een vrouw met bruine benen en een te kort rokje zegt. mensen die in de eerste klas zitten...die zijn..die hebben...mensen die in de eerste klas zitten die hebben teveel geld. ze is blij met haar conclusie en loopt door. het wordt weer stil. het enige geluid is het gezoem van de airconditioning.



24 juli 2006
no picture pleases...»

19.7.06

donkey limerick

a desperate easel from Mass
mated a merrie in class
my name is donkey
to rhyme with monkey
but she says I think your a Jackass

the merrie gave birth to mule Hinny
who looked surprisingly skinny
I got knocked up by an ass
right in my very arse
thats why the horse looks so mini

mule Hinny says I feel very fertile
but mums says can’t be you are sterile
your chrooms do not mix
it’s nothing you can fix
you never have your own little Careline


easel Dutch ezel, German Esel in both languages the word refers to both the animal(donkey)and to an easel as well
Mass short for Massachusetts
merrie mare, female horse
Jackass a donkey an ass a male donkey Jack makes Jackass
Hinny a male horse can be crossed with a female donkey to produce a hinny. a male donkey can be crossed with a female horse to produce a mule. So this mule named Hinny started her live with total gender confusion
ass the standard word for donkey was ass, in the late 18th century the word donkey started to replace ass almost centainly to avoid confusion with the word arse, which had become to be pronounced the same way. 
mini small
chrooms chromosome
Careline someone you can care for

20 juli 2006
no picture pleases...»

18.7.06

beestjes in het bloed

ik heb beestjes in mijn bloed, zegt de man. dat zegt de dokter. beestjes.
de man ziet geel en rood. geel van de lever die niet goed werkt en rood van de koorts.
hij zit op de rand van het bed. het hoofd naar beneden.
zijn hand aan de stang van het karretje met het infuus en de antibiotica.
de vloeistof drupt in een slangetje dat in de pols van de man verdwijnt.
er zit een blauwe plek op zijn arm.
misgeprikt, zegt de man. misgeprikt.
naast de man ligt een jongen. de jongen heeft ook een karretje.
een vers potje urine staat op zijn tafeltje. hij mag bijna naar huis.
daarnaast ligt een man zonder infuus. hij kijkt televisie met zijn ogen dicht en kreunt.
hij heeft een pleister.
de pleister begint in zijn nek loopt dwars over zijn borstkas naar zijn onderbuik.
dat kan je zien omdat hij zijn hemd niet heeft dichtgeknoopt.
geen van de mannen draagt een pyjama. ze dragen weinig kleding.
het is warm. het is zomer. de lakens liggen op een rolletje aan de voeteinden van de bedden.
bijna alle mannen op de afdeling hebben een karretje en allemaal zijn ze lichtgekleed.
een kort broekje. een hemdje. een grote witte pleister die de wond afdekt.
het is de gal. de lever. de alvleesklier waar het deze mannen aan mankeert.
halfontblood lopen ze door de gangen met aan de hand een karretje.
het infuus. de wielen ratelen over de gladde vloer.
aan het infuuskarretje van de man hangt een zak en daarnaast een flesje. het flesje is leeg.
de zoutoplossing blijft gewoon doordruppelen ongemengd het bloed in. in het slangetje zit bloed.
dat is uit de arm gelopen richting infuus nu het infuus langzamer druppelt.
het is leeg, zegt de man. twee van die flesjes heb ik al gehad en nog steeds koorts.
ze is laat, zegt de man.
hij schudt zijn hoofd. het hoofd van een geslagen man die gewend is zelf de eerste slag uit te delen. zolang zijn arm verbonden zit aan het karretje mag hij niet naar huis en hij wil wel naar huis. zijn gal is verwijderd. acuut. het is nooit een bedachtzaam man geweest.
de urine is goedgekeurd de jongen mag naar huis. een nieuwe patiënt.
dubbele liesbreuk. hij beziet zijn kamergenoten. blote buikenmannen met pleisters.
korte broekjes, verwarde haren, chagrijn, geklaag over het ziekenhuiseten, zuinige kopjes thee drinkend en jus in kleine kalkaangeslagen dikwandige glaasjes, zweetlucht, halfopgegeten fruit van het bezoek. een treurig stapeltje kranten. diarree.
pardon, zegt de man en schuifelt met zijn karretje naar de wc. zijn broek zit half tussen zijn bilnaad, maar de man voelt het niet of heeft geen zin om zijn broek te fatsoeneren.
het is diarree, zegt de man.
zo zal ik niet worden denkt de dubbele liesbreuk. daar hoor ik niet bij maar na een paar uur wachten op de dokter slaat ook bij hem de berusting om in angst en de angst snauwt naar zijn vrouw die net iets te vaak zijn bedkastje rangeert.
ik heb er te lang mee gelopen zegt de man zonder galblaas. ik kom nooit bij de dokter.
de dokter kent me niet eens. misschien komt ze niet meer vandaag, zegt de man en kijkt naar de deuropening waar mannen met karretjes voorbij ratelen.
de artsen...de man veert op. zelfs zonder galreservoir kan hij zich nog steeds opwinden.
de artsen... ze komen elke ochtend in een optocht. zij, de dokter voorop.
ze geeft me een hand en zegt niks. de assistenten ook niet. ze staan wat te smoezen. dat hoor ik niet. de volgende dag komt ze weer, zegt niks en geeft me een hand.
dag mevrouw van de handjes, zeg ik. ze leest mijn kaart en gaat weg. ze vragen hoe het met me gaat. ik zeg goed. het gaat niet goed maar als ik zeg dat het goed met me gaat kan ik tenminste naar huis. ze prikken bloed, daar kunnen ze het aan zien. de verpleegsters houden het bij. ze kunnen alles zien. het is niet goed zeggen ze.
en het is mijn kleur. ik ben helemaal geel. dat valt op. dat valt niet te verbergen. als ik niet geel was geweest was ik niet naar de dokter gegaan. en rood. ik ben geel met rood. dat is van de beestjes, de beestjes in mijn bloed.
beestjes, vraagt de vrouw van de man zonder gal.
ach zegt de man. hij is bang en bang snauwt naar zijn vrouw. hij zet de koptelefoon van de televisie op en zapt naar het journaal.
als je televisie gaat kijken als ik op bezoek kom had ik me niet zo hoeven haasten zegt de vrouw maar de man antwoordt niet meer.
ze is zijn vrouw en tegen zijn vrouw snauwt hij zijn angst.
angst voor beestjes in zijn bloed.
zijn vrouw is er. nu kan hij naar het journaal kijken.


13 juli 2006
no picture pleases...»

2.7.06

de steenmarter

Voor het huis staat een besjesstruik. Voor het huis staan drie besjesstruiken.
Eén naast mijn voordeur. Eén naast de voordeur van buurman.
Eén midden onder het raam voor de symmetrie.
Ik hou niet van besjes-struiken.
De struiken hebben lelijke doornen en besjes...besjes...oranje besjes.
Eerst staat er geen besjes-struik. Eerst staat er een paarse Claminia naast mijn deur.
Een zieltogende paarse Claminia. Buurman wil van de Claminia af.
Hij heeft een strak symmetrisch bessen-struiken plan voor ogen. Dat verzwijgt hij.
Hij zegt als inleiding op zijn plan. Die Claminia ziet er niet uit. Zal ik hem uittrekken?
Ik protesteer niet erg overtuigend.
Buurman wint de eerste ronde met gemak.
Weet je wat. De Claminia bloeit nu. Ik trek hem uit als hij uitgebloeid is.
Dan zetten we er nieuwe planten neer. Daar overleggen we nog over.
Zijn laatste leugen stelt me gerust. Er wordt eerst overlegd.
Ik onderschat buurman. Ik onderschat zijn haat voor de slordige Claminia struik.
De struik met halfverdorde blaadjes en sprietige takken en zielige paarse bloemen.
Een paar dagen later is de Claminia verdwenen en staan er drie keurige bessenstruiken voor het huis. Zonder overleg. Buurman is trots. Ik heb geen verstand van tuinieren, zegt hij.
In het tuincentrum zeiden ze dat dit het beste was. Ze zijn niet kapot te krijgen.
Inderdaad lukt het niet de besjesstruik naast mijn deur te doen sterven.
Een liter chloor giet ik op de wortelstam maar nog geen geel blaadje is het gevolg.
Uit eerbied voor het milieu staak ik mijn pogingen de lelijke besjesplant te laten verschrompelen. Nu buurman via het plantenbeleid zijn en mijn huis een meer dan keurige aanblik heeft gegeven wordt het tijd voor wat tegenwicht. De slag om de planten heeft hij gewonnen. Hij heeft een vlaggenstok zonder overleg aan de gemeenschappelijke gevel bevestigd. Hij heeft met zachte dwang me ertoe overgehaald de lila kozijnen over te schilderen in gebroken geel. Buurman moet gestopt. De gemeenschappelijke ruimte heeft hij geannexeerd met keurige struiken en wapperende driekleur. Ik moet iets terugdoen. De natuur zelf helpt.

Die winter zitten de struiken zit vol besjes en dikke merels. Grote trossen oranje besjes en dikke merels die de besjes opeten. Een dag later zijn de struiken kaal. De stoep ligt vol poep. Op de stoep liggen poepjes van de vogels. Bruine kleine poepjes voor mijn deur. Bah.
Maak een emmer sop en ga schrobben. Heb geen poetsmiddel en gebruik teveel afwasmiddel. De stenen verdwijnt onder een dikke laag schuim die ik maar met moeite weggespoeld krijg maar mijn stoepje is weer schoon. Buurman komt aangelopen. Hij negeert de aanblik van de brede afwasmiddel-schuimrivier die richting de straat drijft.
We hebben een steenmarter, zegt hij.
Ach is hij weer terug, zeg ik. De steenmarter heeft bij mij op zolder gebivakkeerd en grote stinkende drollen achtergelaten. Buurman kijkt mij bestraffend aan. Nu ik de steenmarter de toegang tot mijn zolder verspert heb rent hij weer vrij op straat rond en daar heeft buurman last van.
Weet je wat dat is en hij wijst naar de poepjes.
Dat komt van die struik van jou, zeg ik. Dat is oranje besjes-merel-poep.
Merels? Nee, dat is van de steenmarter. Dat heeft hij in een avond afgegeten. Hij moet hele erge honger hebben.
Het is vogelpoep, zeg ik.
Nehee, zegt buurman. De vogels eten dat niet, die bessen. Die bessen zijn winterhard. Die hadden de hele winter..daar hadden we de hele winter.. hij heeft alles opgegeten. Buurman kijkt naar de kale bessenstruiken. Hij heeft alles opgegeten en toen diarree gekregen. Kijk. Buurman wijst naar de poepjes en ziet er een spoor in. Kijk..hier heeft hij gelopen.. zie je? Een spoor en toen is hij boven op mijn auto gaan zitten. Nu kan ik mijn auto gaan wassen. Hij zit bij mij in de tuin, de steenmarter. Hij is groot. Wel zo groot en de helft is staart. Hij legt overal steentjes neer. Als ik ze weg leg, legt hij ze weer terug. Dat is een markering, hè.
Noemen ze hem daarom steenmarter, vraag ik. Omdat hij steentjes neerlegt?
Buurman is even van zijn apropos af. Daar houdt hij niet van. Hij is leeraar en een leeraar heeft overal een antwoord op.
Het is ook niet zo. Een steenmarter heet steenmarter omdat hij graag in een rotsachtige omgeving vertoeft, niet omdat hij steentjes verplaatst in de tuin van de buurman.
En de plantenbakken, herstelt buurman zich..hij gooit alle grond uit de plantenbakken.
Bij mij doen de merels dat, zeg ik.
Nee dat doet de steenmarter, zegt Buurman. Ik ga straks ook schrobben, zegt hij.
Buurman heeft allang gezien dat ik alleen mijn stukje stoep heb geschrobd en daarbij veel teveel schuim heb gemaakt.

no picture pleases...»